De democratie is dood. Leve de democratie

Kredietbeoordelaars dicteren de markten en de markten dicteren de regeringen. De regering dicteert het volk. En het volk… stond er bij en keek er naar. In een poging te anticiperen op de grillen van de markten en speculanten lijkt er in onze geglobaliseerde wereld waar de economie de politiek bepaalt, steeds minder manoeuvreerruimte om een Europees, laat staan een nationaal beleid uit te stippelen.

De miljardenindustrie die opgebouwd is rond kredietratings is behoorlijk paradoxaal. Enerzijds trachten de ratingbureaus waardevolle informatie te verstrekken aan beleggers die obligaties wensen te aan- of verkopen en beschikken ze over een grote autoriteit ter zake. Anderzijds, zijn ze eerder reactief dan proactief geworden. Dit brengt met zich mee dat, zoals ook België aan de lijve ondervindt, de ratings verlaagd worden ná en niet vóór de markten een land in het vizier krijgen. Als dusdanig functioneert de rating enkel als olie op het vuur, een self fulfilling prophecy. Een vicieuze cirkel dus, waaruit ontsnappen moeilijk is.

Kredietwaardig zijn, of niet zijn

De Amerikaans journalist Thomas Friedman resumeerde het in 1996 gevat: “Er zijn mijns inziens vandaag de dag twee supermachten in de wereld. Er zijn de Verenigde Staten en er is Moody’s, de kredietbeoordelaar. De V.S. kan je vernietigen door bommen te werpen en Moody’s kan je vernietigen door je rating te verlagen. Het is niet steeds duidelijk wie het machtigste is.” Vandaag de dag is Friedmans stelling actueler dan ooit, niet in het minst omdat sindsdien ook Standard & Poors en Fitch actieve marktspelers zijn geworden.

We mogen ons dan ook terecht vragen stellen bij de toegevoegde waarde van de verscheidene kredietbeoordelaars. Was het immers niet Standard & Poors die Lehman Brothers een week voor diens faillissement nog van een AAA-rating voorzagen? De enige instanties bij machte om de ondergang van de holding, of tenminste de bankencrisis die het ten gevolge had, te voorkomen, waren de ratingbureaus. Dat zij dit nagelaten hebben is ofwel een uiting van onkunde ofwel van het ontbreken van enige notie van moraliteit.

Kortom zijn kredietbeoordelaars het ideale voorbeeld hoe men een regelgevende instantie niet zou mogen privatiseren. Zelfs het gangbare argument dat privatisering onpartijdigheid en onafhankelijkheid met zich meebrengt, doet geen afbreuk aan deze conclusie.

De ‘Financiële Lente’

In wat lijkt op de eigenste Arabische Lente van de markten, wordt de ene na de andere regering onthoofd. In slechts één jaar tijd werden zes premiers de laan uitgestuurd om de gemoederen van de markten te bedaren. De Ierse premier Brian Cowen was de eerste, gevolgd door zijn Portugese, Spaanse, Slowaakse, Griekse en Italiaanse collega’s. In de traditionele media wordt deze uitzuivering doorgaans impliciet bestempeld als een noodzakelijk kwaad en daarmee is de kous dan af.

Een zucht van opluchting was te horen aan het einde van het zoveelste zwarte hoofdstuk in de Italiaanse geschiedenis. Na zeventien jaar machtscentralisatie zwichtte de onzwichtbaar geachte Silvio Berlusconi onder de druk van de markten. Al hebben we het laatste van hem ongetwijfeld nog niet gezien. Ongeacht de rechtsschapenheid van Berlusconi’s vertrek, bewijst de manier waarop hij zorgvuldig uitgekiend schaakmat werd gezet nogmaals de machtsstrijd tussen de marktspelers en democratisch verkozen politici. Alles wijst immers op een politieke afrekening. Mario Draghi, gewezen gouverneur van de Italiaanse centrale bank en Italiës meest gevierde econoom, schortte bij zijn aantreden als voorzitter van de ECB immers alle aankopen van Italiaans overheidspapier op. De verwachtte reactie van de markten bleef niet uit. De langetermijnrente van Italië steeg al snel tot boven de 7 procent. En weg was Berlusconi.

Keren we terug naar bestuursvormen waartegen de Europese bevolking 200 jaar geleden op de barricades stond?

Iets minder rechtsschapen was het ontslag van George Papandreou. Daags na de EU-top kwam deze op de proppen met een referendum dat hij aan het Griekse volk wou voorleggen omtrent de Europese bezuinigingsmaatregelen. Een afleidingsmanoeuvre, ja zelfs een teken van Tolstojaans staatsmanschap, zo blijkt. Papandreou begreep maar al te goed dat hij hetzelfde noodlot als zijn mede-PIGS moest ondergaan teneinde de carrousel van speculaties tegen Griekenland een halt toe te roepen.

Een geloofwaardige opvolger moest benoemd worden en het was maar al te duidelijk dat die niet geleverd kon worden door de neoliberale en conservatieve oppositiepartij Néa Dimokratía (Nieuwe Democratie, nvdr.). Eurostat meldt dat tijdens de legislatuur van deze conservatieven het begrotingstekort afstevende op een duizelingwekkende 15,4 procent in tegenstelling tot de 3,7 procent waarvan de Néa Dimokratía melding gaf aan de Europese Unie. Hierdoor werd, bij gebrek aan een democratisch equivalent, handig de deur geopend naar een regering van technocraten onder leiding van Lucas Papademos. Als voormalig gouverneur van de Griekse centrale bank en vicepresident van het directiecomité van de ECB, heeft Papademos zijn sporen inmiddels verdiend, al kan men zich vragen stellen bij de leidende functie die hij opnam aangaande de toetreding van Griekenland tot de EU, die gepaard ging met bovengenoemde grootscheepse fraude.

Managing directors en professoren

De idee dat een regering van technocraten soelaas biedt in deze turbulente tijden, krijgt langzamerhand steeds meer ingang. Eerder een uiting van een politieke vertrouwenscrisis dan een gegeven waarheid. Bovenal impliceert een technocratie dat de technische aspecten van beleidsvorming te ingewikkeld worden voor politici. Een politiek compromis staat een daadkrachtig beleid in de weg, en de democratie is slechts een kwalijke hindernis die men best zo snel mogelijk aan de kant schuift om de markten te sussen.

Een regering van technocraten is een eigenaardige kortetermijnoplossing die op lange termijn slechts de geloofwaardigheid van Europa verder ondermijnt. Waar ligt immers de democratische legitimiteit van zulke machthebbers en is de grens tussen een technocratie en een meritocratie (geregeerd door verdienstelijken), ja zelfs aristocratie (geregeerd door de besten) niet bijzonder vaag? Keren we terug naar bestuursvormen waartegen de Europese bevolking 200 jaar geleden op de barricades stond?

Zowel in Griekenland als Italië kwamen dergelijke technocraten intussen aan de macht. Ze ontlenen hun gezag enkel aan hun kennis van de markten en hun status. De opvolger van Berlusconi werd uiteindelijk Mario Monti, Super Mario voor de vrienden. Dat men toch enigszins verveeld zit met de situatie blijkt uit de titel van ‘senator voor het leven’ die Monti recentelijk ontving van de Italiaanse president. Zijn gebrek aan een democratisch mandaat werd toegedekt met de mantel der liefde.

De man is nu zowel premier als Minister van Economie en Financiën. Een riskante spagaat, waar enkel een internationaal adviseur van The Coca Cola Company en Goldman Sachs ongedeerd mee wegkomt. Juist ja, Goldman Sachs, de investeringsbank die voortdurend in opspraak komt nadat ze onder andere de Griekse regering systematisch zou hebben geholpen met het verdoezelen van de ware grootte van hun schuldberg. Lucas Papademos was de man die in deze periode aan het hoofd stond van de Griekse Centrale Bank. Knoopt u vooral zelfde touwtjes aan elkaar.

Overigens is Mario Monti niet de enige Europese functionaris die een carrière begon of uitbouwde bij Goldman Sachs. De Italiaan Mario Draghi, het nieuwe hoofd van de Europese Centrale Bank, was vroeger managing director bij Sachs. De lijst wordt vervolledigt met Petros Christodoufou (hoofd van het Griekse Schuldagentschap), Antonio Borges (voormalig directeur van het Europees departement van de IMF) en zelfs onze eigenste Karel Van Miert was enige tijd adviseur bij Sachs. Een nest van verderf dus. Kwestie van belangenvermenging kan dat al eens tellen.

Paradoxaal genoeg wordt de macht daardoor overgedragen aan individuen die in grote mate hun aandeel hadden, en nog steeds hebben, in de oorzaken van de mondiale, en vooral, de Europese crisis. Rest de vraag waarom hier in de media geen aandacht aan geschonken wordt. Mogelijks staat kritiek op het Europees project nog steeds gelijk met euroscepticisme. Laat deze term echter een nuchtere analyse niet in de weg staan. “De Unie staat en valt met de Euro”, zo hoort men met de regelmaat van de klok bij monde van onze grote Europese leiders. Laat opbouwende kritiek op het beleid en een grotere transparantie dan ook geen taboe wezen. Enkel en alleen op deze manier kan men zichzelf achteraf geen verwijten maken.

0 Comment