Doe mij maar een BaMaatje

Zijn studenten in Noord-België geen brave jongens en meisjes? Als stoute kindjes zijn ze de afgelopen zomermaanden bijna murw geslagen, maar de kopjes bleven geconcentreerd gekluisterd in de cursussen. Sterker nog, niemand heeft de recente mediaberichtgeving eigenlijk ooit geïnterpreteerd als belediging. Moet er nog zand zijn? Een collage van nieuwsberichten doet vermoeden dat de student een jongeling is die alsmaar minder weet, geen zin kan schrijven zonder dt-fout en een toekomstperspectief bezit van een job die verhoudingsgewijs te veel kost aan de samenleving dan dat hij opbrengt. Daar komt nog bij dat de inschrijvingsgelden voor een universitaire opleiding veel te laag zijn en dat een student zijn studie best niet kiest op vlak van zijn interesses, maar op basis van hetgeen het oplevert, zoniet aan de samenleving dan wel aan de individuele belastingbetaler. Homo fiscalus.

Olie op het vuur, zoals bij de start van ieder academiejaar. Dat hoeft niet te verbazen, er schort immers heel wat aan het onderwijs van vandaag. Alleen lijkt de dosis olie ieder jaar wat groter te worden, en ieder jaar studentgerichter. Het is de student die niet kan spellen, de student die niet kan studeren, de student die niet kan studiekiezen. Alsof gevestigde waarden blijven aftoetsen hoever ze kunnen gaan in het studentenbashen, om de vreselijkste newspeak van de afgelopen maanden te gebruiken. Waarvoor trouwens dank, N-VA.

Steevast worden analyses ten gronde niet gemaakt. Studeren doen we de dag van vandaag in een onderwijssysteem dat we maar niet aangepast krijgen aan de evoluties van de samenleving. De realiteit heeft ons al jaren voorbijgesneld, en daar heeft de BaMa-structuur niets aan verholpen. Een ommekeer is niet te verwezenlijken met symptoombestrijding. Het meest cassante voorbeeld in dat verband is wel de oriënteringsproef. Wat is dat meer dan het creëren van een extra dwangmatigheid om ons nogmaals te doen geloven dat we eigenlijk best goed bezig zijn? In essentie zal er met zo’n proef helemaal niets veranderen. Enkel de begeleiders zullen een muur vinden om zich achter te verstoppen: de kleuter, de leerling, de jongvolwassene zal bij het handje genomen worden, niet naar een goeie studiekeuze, maar naar de proef. Die zal wel bepalen waar zijn of haar kwaliteiten het best tot hun recht komen. Adviezen zijn er niet om te zalven, maar om te slaan, rond de oren, en om later als pijler van het eigen gelijk te gebruiken.

Op een drafje naar de arbeidsmarkt, dat zal wel volstaan.

We weten toch allemaal hoe het ons vroeger verging? In het middelbaar was er immers het PMS- of CLB-advies. Sommige brave studenten waren inmiddels brave leerkracht geworden en zalfden: volg die aanbeveling maar, ’t is voor je goed. Een onderzoek over het aantal studenten dat niet aan hoger onderwijs is begonnen als gevolg van die ‘aanbevelingen’ is er niet, maar dat er talloze ambitieuze, jonge mensen een droom gefnuikt zagen, staat als een paal boven water. Het beste bewijs zijn zij die wel durfden om bijvoorbeeld naar onze universiteit te komen, tegen het gegeven advies in, maar wel met de brandende motivatie om het tegendeel te bewijzen. Als perverse effecten argumenten pro worden, is het misschien gerechtvaardigd om aan de opportuniteit ervan te twijfelen. Is de essentie van onderwijs niet dat een kind, en later een jongvolwassene, zijn kwaliteiten zelf leert ontdekken? En is het niet de taak van de opvoeder, leerkracht of professor om hem daartoe te kunnen brengen? Een simpel voorbeeld: op welke impuls kan de student rekenen om zijn cursus langer te onthouden dan de eerstvolgende examenperiode? Zo’n impulsen bestaan er eenvoudigweg niet. Nooit worden studenten aangemoedigd om zichzelfte overtreffen. Op een drafje naar de arbeidsmarkt, dat zal wel volstaan.

Vooral de humane wetenschappen zitten met een existentieel probleem. Door zich enkel te focussen op het verminderen van het percentage drop-outs (studenten die geen diploma behalen), creëer je er geen meerwaarde. Hoogstens zal er, bij succes, aan het einde van de rit een groter percentage studenten zijn met een diploma, dat te weinig is afgestemd op de toekomst van de student en waarvan hij of zij zich, tijdens het afleggen van dat academisch parcours, te weinig gemotiveerd heeft gezien om zijn talenten gerichter te ontwikkelen. Dat een huisarts eerst talloze stages aflegt alvorens hij effectief zijn praktijk kan beginnen, is de normaalste zaak van de wereld. Dat een socioloog aan het einde van zijn studies enkel papers heeft geschreven en hier en daar een kleinschalig onderzoek, is dat jammer genoeg ook.

Die teneur balde zich samen in de woorden van Andé Oosterlinck (magnaat van de KUL-associatie), die met zelfvoldaan monkellachje zijn business plan ontrolde. Meer inschrijvingsgelden voor de niet-arbeidsmarktgerichte (lees: humane) studies, terwijl de opleidingen waar de arbeidsmarkt naar hunkert, kunnen profiteren van een verlaagd tot zelfs gratis inschrijvingstarief. Vrij vertaald: weg met het remgeld (sic) dat we vandaag betalen voor de economisch-maatschappelijk ‘nutteloze’ richtingen en een vriendelijk doch kordaat verzoek om zich vooral toe te leggen op de harde wetenschappen. Wie stelt dat Oosterlinck slechts de rol van prediker in de woestijn vertolkt, dwaalt. Het rectorenkorps mag bij hoog en bij laag beweren dat het er helemaal anders over denkt, Oosterlincks onderwijsster is nog lang niet tanende. Weten we per slot van rekening niet allemaal wat te doen als de vos de passie preekt?

0 Comment