Het is altijd gezellig bij Pedro*. Hij gaat zitten in de eetkamer en strijkt met zijn vingers over zijn snor. Pedro praat levendig over verleden, heden en toekomst. Voor de staatsgreep werkte Pedro als ambtenaar op het Nationaal Instituut voor Werklozen in San Salvador en studeerde hij economische wetenschappen en politieke economie. Tijdens de progressieve staatsgreep kreeg hij een job aangeboden, maar toen de Junta verrechtste zag hij zich verplicht om zijn land te verlaten.
El Salvador kent een woelige geschiedenis. De burgeroorlog heeft haar rechtstreekse gronden in de jaren 1930. Linkse, indiaanse en boerenbewegingen verzetten zich tegen het militaire regime van Maximiliano Hernández Martínez, wat resulteerde in de executie van Agustín Farabundo Martí. De militaire regimes volgden elkaar op en de grote sociale tegenstellingen zorgden er voor dat de spanningen hoog bleven. In de jaren ’70 en ’80 zagen verschillende bewegingen het licht, waaronder het Frente Farabundo Martí para la Liberación Nacional (FMLN) en het Frente Democrático Revolucionario (FDR). Tot deze laatste beweging behoorde ook de socialistische partij Democrático Nacional Revolucionario (MNR).
Op 15 oktober 1979 pleegde een groep jonge militairen een coup. Deze beweging was anders: “Zij hadden tot doel om het democratische proces in het land te initiëren.” De coup werd rechtser en rechtser en keerde zich tegen de progressieve krachten. Het conflict moet men gedeeltelijk ook binnen het kader van de Koude Oorlog bekijken, waarin de Verenigde Staten de conservatieve krachten steunden.
De Junta
“Als student kende ik veel mensen aan de politieke linkerzijde die aan politiek deden. Hierbij waren studentenleiders, proffen en vakbondsmensen. We hadden allemaal een gemeenschappelijk punt: de Centraal-Amerikaanse Universiteit José Simeón Cañas. Evengoed leerde ik ook militairen kennen aan de universiteit. Wanneer de Junta zich organiseerde, werd ik opgebeld om mee te werken aan het project. Ik kreeg de post van onderdirecteur voor wegverkeer. Dat hield voornamelijk het regelen van transport en bussen in.”
De samenleving waarin Pedro opgroeide werd gekenmerkt door grote discrepanties en veel armoede. “Beetje bij beetje wordt je je als klein kind bewust van al het verrotte om je heen. In een samenleving is een kind het laatste waar rekening mee gehouden werd. De beste scholen waren voor de gegoede kinderen, het mooiste fruit was voor de rijkste. Later krijg je inzicht in wat ‘rechtvaardigheid’ en ‘kansen’ zijn. Tegen je twaalfde heb je de noties van wat goed en wat slecht is. De vakbond, de leerkrachten, de oppositie en professoren kregen klappen op straat omdat ze demonstreerden of omdat ze iets tegen de gevestigde groepen zeiden.”
“Toen ik in het middelbaar onderwijs zat, liep ik mee in een betoging en de politie greep hardhandig in. Twee jongens stierven die dag. Ik kreeg gelukkig geen slaag. Met de jaren merkte ik dat het gevestigde politieke systeem niet deugde. Ik werd overtuigd izquierdista (iemand aan de linkerkant van het politieke spectrum, nvdr.), maar ik was geen lid van een organisatie of politieke partij.”
“Vanuit militair oogpunt was de putsch een succes. De militairen controleerden het land helemaal. Oorspronkelijk was het plan om in de regering alle progressieve krachten te verenigen, zo kwamen er liberalen, christendemocraten, sociaaldemocraten en enkele marxisten aan de macht. Vanuit de Verenigde Staten keek men bijzonder argwanend naar de nieuwe constellatie, dus begonnen ze te flirten met de democracia cristiana. De christelijke partij overtuigde de ambassade ervan dat zij hun project alleen zouden kunnen voeren, de anderen waren overbodig om een democratie op z’n Amerikaans te vormen.”
“Een mens controleert de subjectieve gevoelens van angst die men in zich draagt niet.”
“Er werden enkele maanden na de staatsgreep twee leden (van de vijf) van de Revolutionaire Junta uit de regering gehaald. Natuurlijk, officieel gesproken gaven zij hun ontslag. Uiteindelijk bleven de conservatieven als enigen over met twee figuren uit andere partijen, Pedronetten zeg maar. Als ‘nationale consensus’ werden enkel voorstellen van de christendemocraten aanvaard. Zo werd een democratisch project afgebroken. Toen de socialisten en de marxisten de regering verlieten, verloor de Junta de steun van het volk. De mensen van de linkervleugel werden het slachtoffer van repressie, het leger zette mensen vast en de eerste moorden waren een feit.”
De doodseskaders
In het najaar van 1980 zag Pedro zich verplicht om zijn positie te verlaten. Op een jaar tijd was de politieke situatie radicaal veranderd en veranderde hij van regeringsmedewerker tot vluchteling. Dit was niet alleen voor hem zo, ook vrienden en kennissen moesten hetzelfde doorstaan. “Nog voor ik mijn positie verliet, liet een vriend mij weten dat ik ook op de lijst van de doodseskaders stond. Op een dag moest ik beslissen. Blijven wachten tot ik aan de beurt was of het land verlaten? Veel keuze was er niet.”
“Het moeilijkste voor mij was het volgende: een mens controleert de subjectieve gevoelens van angst die men in zich draagt niet. Alles rondom je versterkt die angst. Op een dag werd een vriend van mij gevangen genomen. Daarop besloot ik het land te verlaten.”
“Het ergste is dat ze veel mensen hebben vermoord. Als je weet dat je blijft leven, kan je opkomen voor jezelf, zij het met woorden of op een andere manier. Zodra er geweld wordt gebruikt, en er mensen geëlimineerd worden, zoals gebeurde met een pak mensen uit mijn omgeving, wordt alles anders.” Het verzet organiseerde zich en dat nam verschillende vormen aan: sociaaldemocraten, progressieve christenen, marxisten, pacifisten. De revolutionaire bewegingen waren erg divers en omvatten arbeiders, boeren en indianen.
De Salvadoraanse regering was erg brutaal in het uitschakelen van tegenstanders van het regime. In het bijzonder werden kritische priesters geviseerd en genadeloos afgemaakt. Er waren destijds enkele incidenten die de internationale pers haalden, zoals de moord op vier Amerikaanse nonnen of aartsbisschop Romero. Om de totale chaos te vermijden stelde het regime de nachtklok in. Na zes uur ’s avonds werden mensen die nog op straat waren zonder pardon neergeschoten. “Nog voor een biertje gebleven? De doodseskaders vroegen niet wie je was. Ze keken je aan en schoten je neer. Voor hen was alles en iedereen die op straat rondhing een communista. De militairen doodden in enkele gevallen louter voor het plezier. Zonder motief.”
Het regime ontnam Pedro vrienden en familie. Ook verloor Pedro een broer. Die was dokter. Hij verzorgde elke gewonde, evengoed soldaten als mogelijke guerillero’s. Enkel omdat hij patiënten verzorgde die ter linkerzijde stonden, werd hij vermoord. Hij was zelfs niet actief in een politieke partij. “Wat blijft nazinderen, is dat je weet dat een cretin zijn geweer heeft genomen en je broer heeft doodgeschoten. Rancune en pijn loeren dan om de hoek. Je vergeet het nooit. Vergiffenis? Niet iedereen van mijn vrienden en familie had iets met politiek te maken. Wij kwamen van het platteland. In die dagen gebruikte het leger de tactiek van de verschroeide aarde. Als er een dorp was waar men ook maar van vermoedde dat er een vorm van verzet aanwezig was, moest alles daarrond er ook aan geloven. In El Salvador bestaat er geen familie zonder slachtoffers van de Escuadrones de la muerte.” De zaak van Pedro’s broer werd tot de dag van vandaag niet opgehelderd en dat weegt zwaar. Het psychologische trauma van de onverwerkte burgeroorlog duwt op de hele Salvadoraanse maatschappij, zoals in vele Centraal-Amerikaanse landen, waar een grondige dialoog tussen links en rechts urgent is.
Pedro was en is een pacifist en vond niet dat het conflict een oplossing bood voor het probleem, daarom sloot hij zich niet formeel aan bij een guerrilla. Anderzijds zag hij wel de noodzaak van een guerrilla in en steunde hij hen politiek gezien. “Wanneer je gemarginaliseerd bent, maakt het niet uit of je vechtend sterft om de zaken te veranderen of dat je sterft van de honger. Als je je niet verdedigt, zullen de anderen je niet helpen.”
België en de weg naar de vrede van Chapultepec
Pedro kende enkele Belgische priesters die in El Salvador hadden gewerkt, vandaar zijn beslissing om naar België te komen. Hij kon het land de eerste keer tamelijk gemakkelijk met het vliegtuig verlaten. Hij keerde na zeven maanden terug omdat hij dacht dat de situatie veranderd was. “Ik was naïef. Ik dacht verkeerdelijk dat het politieke apparaat mij vergeten was.”
“Bij toeval werd de dag dat ik aankwam een vriend vastgezet. Ik sprak met enkele vrienden en ik merkte al snel dat er niets veranderd was. Ik bleef uiteindelijk maar twee maanden.” Pedro dook die twee maanden onder. “De politie bestudeerde je routine, dus de truc was om die niet te hebben en steeds op verschillende plaatsen te slapen.” Wederom wist Pedro het land zonder problemen te verlaten. “Ik wist niet voor hoe lang ik in België ging blijven, ik wist alleen dat het voor heel lang was.”
In België aangekomen leerde Pedro enkele andere Salvadoranen kennen – er waren slechts weinig Salvadoranen in België. De leiders van de frentes reisden door Europa, om hun zaak bij de verschillende regeringen te duiden. Hij sloot zich aan bij de Movimiento Nacional Revolucionario (MNR), een sociaaldemocratische partij van El Salvador. “We werkten over heel Europa om de regeringsleiders van het belang van de onderhandelingen en dialoog in El Salvador te overtuigen. Frankrijk (met president Mitterand, nvdr. ), Zweden en Mexico ondersteunden de onderhandelingen. Zo begonnen de gesprekken, niet dankzij Reagan of Bush.”
“In die dagen gebruikte het leger de tactiek van de verschroeide aarde.”
De eerste stappen naar de vrede werden gezet vanaf het begin van het conflict. Toen Guillermo Manuel Ungo (MNR) uit de Junta stapte, reikte hij onmiddellijk de hand om tot een onderhandelde politieke oplossing te komen. Aanvankelijk kreeg dit idee zelfs geen gehoor, maar met de jaren groeide de wil en noodzaak om tot een consensus te komen. De verschillende partijen begonnen vanaf 1984 de onderhandelingen in La Palma, Chalatenango en San Salvador. In 1992 werd de Vrede van Chapultepec (genoemd naar het Mexicaanse presidentiële paleis, nvdr. ) ondertekend.
“De Vrede van Chapultepec was belangrijk, omdat het een noodzakelijke voorwaarde was om het doden te stoppen. Ik stond er niet positief of negatief tegenover.” De Comisión de la Verdad para El Salvador (Commissie voor de Waarheid voor El Salvador, nvdr. ) was evenwel allesbehalve grondig in haar werk en lang niet alle misdaden werden opgehelderd. “Om tot rechtvaardigheid te komen, zijn in het geval van El Salvador een paar moedige mensen nodig. De militairen die opereerden in de zone waar mijn broer woonde, waren allemaal luitenant of majoor, nu zijn ze kolonel of generaal. Daar ligt het echte probleem. Er zijn misdaden waar er voor het onderzoek ondersteuning van de ambassade van de Verenigde Staten nodig is. Zolang er daar ook niet wordt meegewerkt is het bijzonder moeilijk om tot de grond van de zaak te komen. Zelfs het Vaticaan kon de schuldigen van de moord op Monseigneur Romero, de vermoorde paters of de Amerikaanse nonnen niet op de beklaagdenbank zetten.”
Toen de Vrede van Chapultepec tot stand kwam, had Pedro al een leven in België opgebouwd. “Vele van mijn vrienden en familieleden waren dood. De weinigen die nog leefden, migreerden naar de Verenigde Staten.” Begin 1991 stierf de leider van het MNR, Guillermo Manuel Ungo, in Mexico, de nummer twee werd neergeschoten in Guatemala. Pedro stopte in de jaren 1990 met zijn politieke activiteiten.
Het FMLN en de mara’s
Het FMLN groeide uit tot een democratische partij en ze leverden de laatste president. Dat is echter niet steeds zo geweest, het was lange tijd een kleine partij. Nu is de partij meer consensusgericht. De partij ontbreekt echter middelen in vergelijking met de rechtse partijen. “Er zijn mogelijkheden tot vooruitgang, tenzij ze corrumperen. Corruptie is helaas geen privaat eigendom van rechts.”
In de nasleep van de burgeroorlog lijkt de Salvadoraanse maatschappij nog steeds door geweld te zijn doordrenkt. Een buitenlands fenomeen werd in het land geïnjecteerd, namelijk de mara’s of bendes. Ze zijn bijzonder gewelddadig, smokkelen mensen, wapens en drugs. “De mensen moeten eten, een dak boven hun hoofd hebben, toegang hebben tot onderwijs en dokters. Criminaliteit is de veruiterlijking van de problemen van de Salvadoraanse maatschappij. Dit is een probleem dat wellicht alleen hardhandig aangepakt kan worden. Voorlopig zijn er geen succesvolle alternatieven geweest. Als dit probleem blijft aanslepen, kan de rechtervleugel dit probleem op electoraal vlak misbruiken en hen fysiek elimineren.”
(De getuige verkoos anoniem te blijven en kreeg de fictieve naam Pedro mee, nvdr.)
0 Comment