Door Maarten Colette
Religie, onder welke vorm dan ook, pretendeert altijd uitspraken te kunnen doen over wat aanspraak mag maken op waarheid en wat niet. Het bewandelen van de meest eenvoudige weg behoort tot de voorrechten van het individu dat religieuze oogkleppen wil uitdragen en alle andere bewandelbare wegen met de grootst mogelijke stelligheid afwijst. Religie zou integendeel een privézaak moeten worden, een zaak van het individu.
De schandalen binnen de Katholieke Kerk eisen de dag van vandaag alle journalistieke schijnwerpers op. Dat is niet verwonderlijk voor een instituut dat hardnekkig weigert om zich terug te trekken uit het maatschappelijke leven, maar zich behaaglijk wentelt in haar zelfbeweerde gezagsfunctie, die door de meeste gelovigen echter reeds lang verlaten werd, indien niet vóór de schijnbaar eindeloze soap rond de gewezen rooms-katholieke bisschop Roger Vangheluwe, dan zeker erna. Daar ligt nu net de paradox in het hele verhaal verscholen. Als de Kerk werkelijk ten alle prijs weigert om haar eis van universaliteit op te geven, dan dreigt zij in de marginaliteit te vervallen.
Er zijn immers weinig of geen gelovigen die zich niet aan de zijde van een legalisatie van abortus of van het gebruik van condooms als voorbehoedsmiddel tegen hiv of aids durven scharen. Evenmin zijn er weinig of geen gelovigen die niet de mening zijn toebedeeld dat het perfect plausibel is om een goed katholiek te zijn enerzijds doch tezelfdertijd grondig en in alle openheid van mening te verschillen over de leer van de Katholieke Kerk anderzijds.
Terugkomend op de kwestie van aids en de houding van de Katholieke Kerk met betrekking tot dit onderwerp, dient gezegd dat absoluut geen draagvlak kan bestaan voor de misselijkmakende uitspraak dat deze seksuele aandoening een vorm van immanente gerechtigheid zou zijn. Dit is overigens een krasse uitspraak vanwege een instantie die omwille van haar strenge richtlijnen met betrekking tot het gebruik van anticonceptiemiddelen het beleid inzake aids en hiv aanzienlijk bemoeilijkt. Gianni Vattimo illustreerde ooit aan de hand van een prachtig voorbeeld de hemelsbrede kloof die gaapt tussen enerzijds de christelijke bijgelovigheden en anderzijds dat wat er in de praktijk mee aan te vangen valt. In de afwijzing van het vrouwelijke priesterschap ziet hij een metafysisch bijgeloof doorwerken tegen de caritas als plicht om gehoor te geven aan het nieuwe bewustzijn van vrouwen in onze huidige maatschappij.
Hoe groot het menselijke drama ook mag wezen, Vangheluwe wordt vermoed onschuldig te zijn tot zijn schuld door een rechtbank op onherroepelijke wijze is vastgesteld.
Dit voorbeeld toont aan dat de vraag te weten naar welke maatstaven we als gelovig katholiek individu dienen te handelen om in de ogen van het instituut als dusdanig te gelden, een typisch valse vraag is. De juiste vraag is te weten op welke manier het individu dat gegeven in de praktijk brengt. Het begrip ‘legitimiteit’ is immers niet van toepassing op dat wat elk van ons in de privésfeer doet. Proberen we dat begrip toch toe te passen, dan zou dat er automatisch toe leiden dat we niet het recht hebben om eender welke kerkplechtigheid bij te wonen behoudens wanneer het gezag van de Katholieke Kerk om erover te waken wie als gelovige kan gelden, wordt erkend.
Daar komt bij dat het bestaan van religie altijd het gevaar met zich meebrengt dat het politieke beïnvloeding in zich draagt. Het verwarren van de grenzen van het eigen fatsoen, door zich trachten te mengen in het initiatiefrecht van gerechtelijk instanties, door bijvoorbeeld zijdelings doch onverholen te suggereren dat pedofiliedossiers van hoogbejaarde delinquente priesters geen vervolging meer zouden behoeven, wordt daar om redenen van plaatsvervangende schaamte best niet aan toegevoegd.
Sinds enige tijd davert het instituut Kerk weer op haar grondvesten. De heer Vangheluwe vond het blijkbaar nodig om ons lastig te vallen met een interview. En als de heer Vangheluwe spreekt, laaien de emoties hoog op. De media spelen hierin overigens een niet te onderschatten rol. Zonder aan de verderfelijke en misselijkmakende draagwijdte van de inhoud van dit interview afbreuk te willen doen, moet gezegd worden dat op dit punt een gedeelde verantwoordelijkheid met de media speelt. Journalisten moeten hun maatschappelijk belangrijke rol spelen, maar moeten ook zorgen voor een degelijke berichtvorming. Terwijl bepaalde journalistiek op een serene wijze over de kwestie berichtten, waren er anderen wiens kwaliteit van berichtgeving omgekeerd evenredig was aan de grootte van de afzetmarkt van het desbetreffende forum, wat de journalisten in kwestie vanzelfsprekend beoogden.
Precies de journalistiek, als verondersteld professionele intermediair, moet er zich van onthouden uitspraken te doen over de schuld of de onschuld van de heer Vangheluwe. Want hoe groot het menselijke drama ook mag wezen, de heer Vangheluwe wordt vermoed onschuldig te zijn tot zijn schuld door een rechtbank op onherroepelijke wijze is vastgesteld.
Dat is een fundamenteel mensenrecht dat al sedert ruim een halve eeuw geldt en dat hier met de voeten wordt getreden. Dat slachtoffers in al hun onmacht en woede wild in het rond zwaaien, is acceptabel. De media moeten zich hiervan onthouden.
Datzelfde mensenrecht werd recentelijk door Het Belang van Limburg op schandelijke wijze genegeerd toen het naar aanleiding van het proces over de Parachutemoord in Tongeren de bevraging lanceerde of Els Clottemans de parachute had gesaboteerd. Hierover oordeelde de Raad voor de Journalistiek dat daardoor aan het publiek de mogelijkheid werd geboden om zonder dossierkennis en als het ware bij wijze van pronostiek een oordeel te vellen over de schuld of onschuld van de beklaagde. De Raad oordeelde dat de beklaagde daardoor nodeloos aan de openbare discussie en aan de mogelijke afkeuring van velen werd blootgesteld.
Hetzelfde kan gezegd worden over de berichtgeving rond de heer Vangheluwe. Schuldig of onschuldig, we weten het niet, want daarvoor behoeft men in een rechtsstaat de tussenkomst van een rechtbank. En daar wringt nu net het schoentje… Deze kan niet meer oordelen over schuld of onschuld wegens het laten verlopen van de verjaringstermijnen. De heer Vangheluwe wordt dus vermoed onschuldig te zijn en zal dat voor de rest van zijn leven blijven, al het menselijke leed ten spijt. Laat de man gerust en alstublieft, Meneer Vangheluwe, laat ons gerust want uw proclamaties interesseren ons niet. Erger zelfs. We worden er kotsmisselijk van. En uw Kerk is op sterven na dood. Het funderingsdenken is reeds lange tijd begraven. Gelukkig bestaat uw beweerde hemel niet.
0 Comment