De campagnes van Music for Life en Kom op tegen Kanker mogen er een bewijs van zijn. Schenken aan het goede doel is weer helemaal hip en de maatschappelijke betrokkenheid is groter dan ooit tevoren. Recentelijk konden we in de pers echter enkele op het eerste zicht onrustwekkende evoluties waarnemen in de niet-gouvernementele sector. Wordt ons gewetensgeld wel goed besteed? Verdienen die ngo-directeurs niet te veel? Waarom blijft de Haïtiaanse en Pakistaanse bevolking te midden van puin leven ondanks het ingezamelde geld waarmee we onszelf van schuldgevoelens verlossen?
Hoog tijd voor wat verduidelijking. We vroegen het aan onze man op het terrein, Jan Weuts, emergency aid coordinatorbij Caritas International en lid van de Raad van Beheer van Artsen Zonder Grenzen (AZG) België, en confronteerden hem met een aantal nieuwsberichten. Het interview met de oud-VUB-student zou uiteindelijk een bijna twee uur durend gesprek worden onder de Brusselse lentezon.
d.M.: Recentelijk kreeg de topvrouw van mensenrechtenorganisatie Amnesty International, Irene Khan, bij haar vertrek een exuberante vergoeding van 600.000 euro. Wat is er gebeurd?
Jan Weuts: “Irene Khan is eigenlijk in opspraak gekomen nadat zij binnen Amnesty International bepaalde standpunten heeft ingenomen. Zo vond ze abortus een recht. Daarnaast heeft zij, als moslima, ook uitgesproken toenadering gezocht tot moslimlanden. De Raad van Beheer had echter het gevoel dat dit stokken in hun wielen stak, gezien veel van hun aanhangers nog steeds trouw zijn aan de Kerk. Daar ontstond een conflict uit.”
Valt de vertrekpremie te vergoelijken?
Eerst een kleine nuance. Die vertrekpremie bevat niet enkel een ontslagpremie van een jaarsalaris (190.000 euro), maar ook achterstallige lonen en onkosten. De eigenlijke ontslagpremie bedraagt dus ongeveer 36% van het totale bedrag. Men kan zich natuurlijk vragen stellen of een jaarsalaris van die orde wel gerechtvaardigd is.
De gigantische bedragen en verantwoordelijkheden in het achterhoofd, zoals management, contact met de VN, regeringen en Human Resources, kan niet eender wie aan het roer worden gezet. Bekwame mensen die de uitdaging willen aangaan, met bijhorende stress en gebrek aan privéleven, hebben meestal al een goed betaalde job. Er moet dus wel iets tegenoverstaan.
Los daarvan zijn er toch een aantal ethische bezwaren. Men verwacht van dit soort mensen een zeker engagement vanuit een ideologie. Was dit bedrag niet beter aan andere zaken besteed?
Irene Khan zal ongetwijfeld aangeworven worden door een andere organisatie. In die zin kan ze nog steeds iets nuttigs doen met dat geld. Men moet zulke bedragen bekijken als excessen, maar dat is nu eenmaal de nijpende realiteit. Het wordt steeds moeilijker om bepaalde functies met specifieke technische profielen in te vullen. Velen haken af omdat de verloning niet concurrentieel is met die van de privésector.
Bij Belgische ngo’s liggen de lonen een stuk lager. Een bruto maandloon van rond de 4.500 euro lijkt peanuts tegenover zulke bedragen. Is dit dan geen teken dat men ook met minder kan werken?
Natuurlijk, wij zitten niet vast aan die hele hoge lonen. In vergelijking met de privésector zitten we redelijk laag. In België probeert men te werken met loonschalen die mensen van de basis motiveren om door te stromen naar de top. Er is echter enorm veel competitie binnen en tussen de organisaties. Men zal binnen de sector op zoek gaan naar talenten en hen proberen te overhalen om naar een andere vestiging te verhuizen, bijvoorbeeld naar Genève, waar de lonen veel hoger liggen. Betere verloning begint een rol te spelen.
Jammerlijke evolutie?
Dat is nu eenmaal de realiteit waar we ons aan moeten aanpassen. Binnen een bedrijf moet gezorgd worden voor een goede sfeer, waardoor salaris geen rol speelt. Iedereen, ook mensen aan de basis, moeten het gevoel krijgen dat ze het beleid mee kunnen sturen.
Iets anders. Louis Tobback (sp.a), burgemeester van Leuven, verbande onlangs Direct Dialogue Fundraising (DDF), een commercieel bedrijf dat via professioneel opgeleide verkopers fondsen werft op straat en optreed voor onder andere Child Focus, Oxfam, Amnesty International en Greenpeace. Vindt u het niet onethisch dat geld van schenkers blijft kleven aan de handen van een commercieel bedrijf?
Persoonlijk zit ik er zelf ook wat mee gewrongen. Vooral de manier waarop dat probleem uit zijn voegen is gegroeid, is ongelukkig. Ze positioneren die mensen natuurlijk net om je een slecht geweten aan te praten. En dat lukt. Als je de ene week met een T-shirt van Oxfam rondloopt en de andere week met Unicef-kledij flaneert, verlies je je geloofwaardigheid. Ik geloof wel nog steeds in de rechtvaardiging van projecten van bijvoorbeeld Oxfam: tegen de liberalisering van onze economie, tegen alle uitwassen. Langs de andere kant moet ook erkend worden dat ze nu delen van dergelijke technieken overnemen om hun goede zaak over te brengen naar de man op straat. Dat is niet erg slim, vind ik. Dergelijke werking heeft echter wel een grote meerwaarde betekend voor organisaties en is enorm succesvol geweest.
Begin dit jaar werd de balans opgemaakt van 1 jaar ontwikkelingshulp na de aardbeving in Haïti. Wereldwijd werd 500 miljoen euro ingezameld, 25 miljoen daarvan in België (waarvan reeds 40% besteed), 680.000 daklozen, geen water -en rioleringsvoorzieningen en bijna geen heropbouw. Waar is het misgelopen?
In grote mate is de situatie gelijkaardig aan die van vóór de aardbeving. De beginfase van noodhulp is veel duurder dan de duurzame projecten die nadien worden opgezet. In de Haïtiaanse beginfase werd uitgerekend hoeveel hectare nodig was om anderhalf miljoen mensen onderdak te geven in tenten. Er bleek zo’n 650 hectare nodig. De Haïtiaanse regering heeft er echter slechts 20 ter beschikking gesteld. Toen volgde de cholera-epidemie die vooral veel slachtoffers maakte in de perifere gebieden en in de reeds bestaande krottenwijken op de heuvels van Port-au-Prince. In die wijken is er geen enkele vorm van kadaster. Oké, je herbouwt een huis, maar voor wie? We worden dus geconfronteerd met een niet bestaand administratiesysteem: er is geen aanspreekpunt binnen de staat. De besluiteloosheid en zwakte van de leidende politieke klasse is een grote belemmering. Bijkomend probleem is dat er een gemiddelde bevolkingsdichtheid is van 20.000 mensen per vierkante kilometer. Tussen de sloppenwijken zijn er geen wegen en puin kan simpelweg niet geruimd worden.
“Als je de ene week met een T-shirt van Oxfam rondloopt en de andere week met Unicef-kledij flaneert, verlies je je geloofwaardigheid.”
Het probleem ligt dus eigenlijk bij de regering. Kan men dan geen successen boeken zonder medewerking van de politieke klasse?
Er is wel degelijk vooruitgang. In Port-au-Prince, waar vóór de aardbeving reeds 80% van de inwoners in krottenwijken woonden, hebben we getracht de bevolking te stabiliseren, dus zorgen voor water, gezondheidszorg, hygiëne, kleding en kleine jobs. De heropbouw is vooral gestart in perifere gebieden waar voorgaande problemen zich minder stellen. Er werd vooral geïnvesteerd in de landbouw, waarvan drievierde van de bevolking leeft, omdat die van groot economisch belang is. We hebben zaaigoed en areaal verdeeld waardoor we al in maart konden beslissen om de voedseldistributie stop te zetten. De Verenigde Staten heeft dit proces enigszins bemoeilijkt door hun landbouwoverschotten te importeren naar Haïti, in een poging om de bevolking afhankelijk te maken van voedsellevering uit de V.S. Nog een belangrijke verwezenlijking: de humanitaire hulp heeft de daling van het bruto nationaal product van Haïti volledig opgevangen.
Een andere oorzaak die regelmatig wordt aangehaald, is corruptie.
Haïti heeft zogezegd een democratie en een parlement, maar wordt in feite geregeerd door twaalf rijke families. Onrechtstreeks wordt zo ook geld van ngo’s het slachtoffer van corruptie. Wil men bijvoorbeeld een auto huren of kopen, dan moet men onvermijdelijk langs de kassa van die families. Alle goederen importeren is geen oplossing, want dan moet men voorbij de douane. De verkiezing van de nieuwe president, Sweet Mickey (Michel Martelly), de beroemdste artiest van het land, belooft niet veel beterschap. Deze situatie vindt zijn oorsprong in jarenlang slecht bestuur en belangeninmenging van de Verenigde Staten, die Haïti nog steeds beschouwen als een dam tegen het communistische Cuba.
De ngo’s zouden elkaar in Haïti voor de voeten lopen?
Natuurlijk! Officieel zijn er 476 ngo’s erkend door de regering, maar er zouden er 12.500 actief zijn. Na de aardbeving stonden de deuren wagenwijd open, iedereen kon binnen zonder legitimatie. Van Russisch-Orthodoxe monniken tot busladingen Amerikanen van The Church of Mississippi, die zeep uitdelen en wat ronddwalen, maar elkaar vooral in de weg lopen. Vaak worden zulke organisaties gesteund door politiekers, die hiervan electoraal willen profiteren. Het is de taak van de Haïtiaanse regering om dit te kanaliseren. De echte helden in Haïti zijn de Cubaanse dokters, maar dit wordt in de media volledig genegeerd. Er zijn gewoon te veel onbekwame hulpverleners in Haïti, al is het goed dat deze kwestie nog steeds mensen beroert. En de media spelen daar natuurlijk een grote rol in.
In het geval van Pakistan hebben we gemerkt welke rol de media kunnen spelen. Enkele dagen na de overstroming verdween de gebeurtenis al van de voorpagina’s. Uiteindelijk werd voor Pakistan de helft minder opgehaald dan voor Haïti.
Ons semantisch begrip van een bepaalde bevolking speelt hier ook een grote rol. Activiteiten in Palestina, Egypte en Libië krijgen beduidend minder geld omdat in de geest van de mensen een Arabier met baard gelijkgesteld wordt aan een terrorist. Het archetype van een Afrikaan is dan weer stom, lomp en iemand waar niets mee aan te vangen valt. Het typisch westerse solidariteitsgevoel zegt ons dat wij moeten gaan helpen, het moet een blanke zijn die alles oplost.
“Een project dat niet de interesse van de lokale bevolking opwekt, zal onsuccesvol zijn.”
Pakistan is een land met verschillende oorlogsgebieden en veel terrorisme. Velen onder ons dachten dat onze hulpverleners gevaar zouden lopen.
Opmerkelijk is dat, hoewel in sommige regio’s terrorisme bleef doorgaan, vele van die gevreesde extremisten grote solidariteit hebben getoond en een grote meerwaarde hebben betekend. In sommige kringen wordt humanitaire hulp gezien als een politieke strategie om fundamentalisme in te dijken. Dit mag echter niet primeren op onze belangrijkste taak, namelijk levens redden.
Zijn er verschillen en gelijkenissen tussen Haïti en Pakistan?
In tegenstelling tot Haïti is er in Pakistan wel een administratief apparaat en een functionerende overheid en leger aanwezig. Elk project moet worden goedgekeurd door deze autoriteiten, dus er is wel coördinatie. Het leger is een belangrijke eenheid in Pakistan. Men kan deze echter niet blindelings vertrouwen, ze hebben ook hun eigen agenda. Er zal altijd geprobeerd worden om humanitaire hulp te manipuleren. In Zuid-Pakistan heerst nog steeds een feodaal systeem waarbij grootgrondbezitters 50% van de opbrengsten eisen van de landbouwers in ruil voor grond. Voor deze gunst eisen de grootgrondbezitters dat de boeren voor hen stemmen bij de parlementsverkiezingen. Op gronden waar het water weer is weggetrokken kunnen terug landbouwers aan de slag. Deze moeten echter lenen bij de landeigenaars om de 50% oogst te kunnen opleveren. Zo worden ze gedegradeerd tot een soort schuldslaven.
Als westerlingen hebben we een erfzonde tegenover dit soort gebieden. Kan humanitaire hulp een westers democratisch model opleggen? Dit neigt echter wel naar een reeds gezien imperialisme.
Het is alvast niet de bedoeling eender welk model op te leggen. We proberen de landbouwproductiviteit van bepaalde zones te verhogen. Simpelweg geld geven volstaat niet. Deze mensen moeten intensief opgeleid worden omdat ze niet vertrouwd zijn met productieve landbouwuitbatingen. Een systeem van microkrediet wordt gehanteerd voor het opstarten van een bedrijf. Via deze methode kunnen soms grote successen geboekt worden. In het beste geval groeit het bedrijf sterk en zorgt het voor een toenemende tewerkstelling in de omgeving. Hopelijk deinst dit systeem dan uit en kunnen andere families misschien op hun beurt zelf een bedrijf opstarten. Enkel van onderuit kan een maatschappij vorm worden gegeven. Als deze economische vooruitgang leidt tot een meer democratisch regime, kan dit enkel toegejuicht worden.
Wanneer kan een project dan verkeerd aflopen?
Projecten kunnen overal en altijd verkeerd lopen, dat is nu eenmaal een risico. De sleutel tot een succesverhaal ligt erin het einddoel in verstaanbare taal voor de lokale bevolking te formuleren. Op het eerste zicht kunnen grote werkzaamheden zoals de aanleg van een weg, bijzonder afschrikwekkend zijn voor de getroffen bevolking. Als de bereidwilligheid en de mobilisatie van de bevolking er niet is, is er geen hoop op succes. Je moet ze de indruk geven dat ze alles zelf doen en dat het in hun eigen belang is. Een project dat hun interesse niet opwekt, zal onsuccesvol zijn.
0 Comment