“Welke prutser heeft die vliegende aureool hier in Godsnaam neergeplant?” Ook bij het Brusselse centrale station komt de spreekijver van Renaat Braem (1910-2001) als vanouds terug naar boven. Dat heb je met een man wiens ogen schijnbaar in rechtstreeks contact staan met zijn tong. Nog een keer gaat de architect op stap, één enkele keer, om het laatste restje gal dat zijn lever nog rijk is, definitief te lozen. Samen met de Moeial liep hij een hoofdstedelijk blokje om en maakte hij tijd voor een (fictief) interview.
Braem is nooit ‘zomaar’ een architect geweest. Hij was meer dan de doorsnee modernist, zoals er na de Tweede Wereldoorlog zoveel zijn aangetreden in het Avondland. Hij was meer dan een Corbusier-adept die het simpele Vlaamse boerken eens kwam leren dat ruimtegebrek niet opgelost werd door het bouwen van koterijen. Braem bouwde, evenzeer of zelfs meer dan enkel esthetisch en functioneel, ideologisch. Architectuur en stedenbouw waren het middel bij uitstek om mensen niet alleen te emanciperen, maar ook om hun denken ten goede te veranderen.
“De notie algemeen belang is nooit tot Belgiës inwoners doorgedrongen. Iedereen doet maar wat met of op zijn eigen stukje ongebreidelde vrijheid of eigendom. Voor architecten is dat erg, voor stedenbouwkundigen zelfs een ramp. Ik heb nooit ontkend wat ik van dit land vond: verschrikkelijk, het lelijkste ter wereld. Let wel: we hebben daar zelf voor gezorgd. Wij hebben niet enkel gestemd op politieke partijen die dit aangericht hebben, maar eveneens waren dat de politici die middels hun beleid de psyche van de mensen hebben beïnvloed en ja, zelfs veranderd. En het is dat wat ervoor gezorgd heeft dat we nu in zo’n onding leven.”
De referentie naar Braems brochure uit 1968, Het lelijkste land ter wereld, leek me vanzelfsprekend. Indertijd was dat een mokerslag van een verhandeling, een slag in het gezicht van iedereen die sliep en vuur aan de lont voor zij die al wakker waren. Als ik dat tijdsgewricht vandaag probeer te reconstrueren, dan bleek de tendens van toen toch eerder geneigd om dromenland te verkiezen, voor én na het verschijnen van het pamflet.
Voorbij de Sint-Niklaaskerk, op de hoek van de Kiekenmarkt en de Taborastraat, kwamen we voorbij een drankslijterij, alwaar een fles Elixir d’Anvers, op een houten etalagetafeltje staande, parmantig de ogen van de voorbijgangers versierde. Niet vreemd, gezien zijn kruiïge en fel gekleurde uitzicht, dat erg afstak tegen de collega’s Whisky en Cognac. Braem had de fles ook opgemerkt. “Mijn vader”, zei hij. “Vrijwel elke dag een glaasje. Het hield hem gezond.”
Meteen daaropvolgend, dwaalden zijn ogen merkbaar af. “Indertijd was er nog wat van dit land te maken. Zeker na de Tweede Wereldoorlog: het hele zootje lag immers in puin. Maar ach, het gevaar van de communisten had ons nooit zo groot geschenen, men deed hier in zijn broek van de angst. Er werd massaal op de CVP gestemd. Het volk moest ‘gedeproletariseerd’ worden, de dam tegen het communisme diende definitief gesetteld. En hoe wordt socialisme in de ziel geraakt? Privébezit. De beruchte wet-De Taeye kwam er in 1948 en zorgde voor premies voor privéwoningbezit. Iedereen begon toen te bouwen. Laat u dus niets wijsmaken: de Belg is niet met een baksteen in zijn maag geboren; de CVP heeft hem erin geplant.”
Ik wist dat Braem een punt maakte. Ruimtelijke planning en ordening? Het werd toen aangevoeld als terreurdaden op het ontketende privé-initiatief, op het heersende liberale gedachtegoed. Het duurde nog tot 1980, toen de allereerste gewestplannen ten tonele verschenen en het overleg zich eindelijk institutionaliseerde tot een vorm van beleid ter zake. “Toen ik zopas op de rijdende trein zat, besefte ik meer dan vroeger dat er hoegenaamd geen dorpen meer bestaan. Als we niet oppassen, maakt de lintbebouwing van Vlaanderen één grote stad. Want die De Taeyehuisjes hadden ook ruimte nodig, en dus waren verkavelingen naast verbindings- en plattelandswegen schering en inslag. Mobiliteit zal in Vlaanderen van moeilijker naar nog onmogelijker evolueren, de slechte lucht zal niet alleen ons milieu maar ook de mensen kapot maken. En wij doen maar op.”
Inmiddels hadden we samen de Anspachlaan overgestoken en stonden we nu even verderop in oogcontact met de massieve poort van de Begijnhofkerk. Braem kwam uit een vrijzinnig nest, dat wist ik, en daarom leek het me interessant om hem richting deze plek te drijven, en tactisch te stoppen aan een prachtige en progressieve tweedehands boekenwinkel. Toch gingen zijn eerste noden niet uit naar mijn boekenvriend, maar naar de grootse barokke kerk aan de andere kant van de straat. “Vroeger werkte hier nog een jonge priester, ik weet niet of hij hier nu nog steeds bedrijvig is. Dat was toch één van de weinige geestelijken die ik ooit ontmoet heb, die ik een warm hart toedroeg. Zijn werk voor de armen heeft me ontroerd. Ik zeg niet dat we dezelfde drijfveren hadden – daarvoor hadden we diametraal tegenovergestelde overtuigingen, maar ik zag toch enkele raakpunten.”
“Ik begrijp ook niet waarom men mijn woonprojecten is afgevallen. Iemand had zelfs het lef om het ‘communistische woonconcentratiekampen’ te noemen. Dan heb je het dus echt niet begrepen.” Zo zijn ’s mans woontorens aan het Kiel in Antwerpen beroemd: geen op de grond gebouwde monolieten, maar een doorrijdbaar statief dat de torens rechthoudt. “En bovendien: kamers vol met licht en weidse uitzichten. Bovendien verschillen de appartementen van elkaar en zijn ze opgedeeld in verschillende prijsklassen. Ik begrijp al die kritiek niet.”
Toch maar even de boekenwinkel bezoeken. Een elegant doch afgeleefde houten deur opende ons de weg naar een hoop vergeten ingebonden papier. Nog in de etalage zag Braem het Rode Boekje voor de Vrouw(en). “De feministische strijd heeft me in bepaalde opzichten wel geïntrigeerd. Voor absolute gelijkheid tussen mensen ben ik immers altijd geweest. Vandaar ook die woonprojecten. Maar ik bevond me in een niche. De meerderheid van de mensen geloofden me wel als ik zei dat een mens eerst de muren maakt, maar de muren daarna de mens. Er werd echter niets mee gedaan.”
“Stedenbouw kan wel degelijk de menselijke psyche veranderen. De notie ‘algemeen belang’ is wel degelijk bij te brengen. Kijk, ik kies niet voor niets voor collectief samenwonen in een stedelijke maar ook groene omgeving. Gepland wonen komt de veiligheid, mobiliteit, gezondheid en wat nog meer ten goede. Een samenleving gefundeerd op een haast ongelimiteerde vrijheid, eigenbelang en winst heeft ons in de eerste plaats de huidige situatie opgeleverd.”
De hervormingen die Braem in gedachten had, waren niet min. Categoriek antwoordde hij daarop: “Het kon niet anders. Een scheef groeiende boom die je huis bedreigt, probeer je ook niet recht te trekken. Die zaag je weldoordacht om. België zou best volledig afgebroken worden, om daarna via een allesomvattend Belgisch – of Vlaams, dat is misschien praktischer – plan van naaldje tot draadje heropgebouwd te worden. Als een ode aan het leven, het licht, de energie, de natuur én de mens. De auto opnieuw degraderen van de rang van prins tot knecht. En waarom niet, de affluent society een halt toeroepen.”
De tijd van afscheid was intussen aangebroken. Onder de vliegende aureool groetten Renaat en ik elkaar. “Onthoud dit, jongeman: we zijn slechts door het begrijpen, of het bewustzijn van het nog niet begrijpen, maar begrijpen kan niet anders betekenen dan veranderen. De wereld begrijpen om ze te veranderen.”
0 Comment