Van 4 tot 9 april vindt de week van de verlichting plaats op onze alma mater. Een week vol activiteiten en zeker de moeite om deze activiteiten alvast eens te bekijken op de desbetreffende website. Aan deze week is een essaywedstrijd gekoppeld waarin we u allen uitdagen uw gedachten neer te pennen over Vrijdenken als maatstaf. Ikzelf laat u alvast genieten van mijn hersenspinsels.
De schoonheid in het vrijdenken is de vrijheid dat hierbinnen ligt. Uiteindelijk bent u vrij om alle gedachten, alle bedenkingen en alle tijdgebonden ideeën te delen door in dialoog te treden. Zoals Plato en Socrates al een tijdje voor mij de idee opperden dat dialoog de schijnwerper verdient, zo vind ik deze dialoog het middel bij uitstek van de vrijzinnigheid. Een dialoog laat toe om kennis te vergaren, tegenstellingen te ontdekken en zo steeds de mening te herzien. Na elk vraagteken komen er andere vraagtekens (geen uitroeptekens zoals de VUB bij het begin van mijn studies als slogan had). Deze vraagtekens leiden naar de eeuwige zoektocht in een duale wereld. Is er wel een antwoord/waarheid?
Het antwoord hierop is de uitspraak, wat men kan zien als een opdracht enerzijds en een scepticisme anderzijds, van René Descartes: “Cogito ergo sum” (“Ik denk, dus ik ben”). Daar deze bewoording uiteindelijk geen antwoord biedt, kan dit ideaal naast vrijzinnigheid worden geplaatst. Wat is vrijzinnigheid voor mij: “Alles, maar ook niets.” Doordat de grondslag van echte vrijzinnigheid erin bestaat dat men vrij is om te denken wat men wil, althans binnen zekere wetenschappelijk bewezen zaken (maar zonder er een dogma aan te koppelen), bestaat er geen enkel vrijzinnig gedachtegoed. De basis van vrijzinnigheid is een pluralistisch gedachtegoed. Daardoor kan men enerzijds stellen dat vrijzinnigheid niet bestaat en dat de gecreëerde zuil van de vrijzinnigheid zijn eigen grondslag miskent.
Daarentegen “alles”, wat niet ongewild op dezelfde hoogte staat als “ik denk”, is de opdracht om te onderzoeken, zich steeds in vraag te stellen en daarmee te zoeken naar een kortstondige waarheid. Kortstondig door de verplichting steeds weer deze waarheid af te tasten. Uiteindelijk komt men dan ook weer bij Descartes die bij de enige basis van het leven verwijst naar de twijfel. De twijfel over al wat men voor waarheid zou kunnen aannemen en daarbinnen ook de twijfel over zichzelf.
Vooraleer we een vrijzinnig gedachtegoed kunnen ontwikkelen, moeten we eerst de spiegel doorbreken van onze geest. Onze zienswijze over de wereld is gekleurd. De bagage die we meenemen in de wereld, zal onze gedachtegang steeds beïnvloeden. We moeten dan ook ons eigen geest, of spiegel “inspecteren, repareren en oppoetsen” (Rorty en Spinoza). Met andere woorden moeten we steeds onszelf in vraag stellen. Dit leidt tot een paranoia waarin we niets voor waarheid kunnen aannemen en steeds door deze twijfel mogelijke waarheden ontwaarden. Is het brengen van een gedachtegoed dan enkel voor de mensen die voldoende narcistisch en egocentristisch zijn opgesteld? Is dit brengen van een gedachtegoed dan niet ‘de eerste steen’?
Deze radicale twijfel zou niet toelaten om een dialoog tot stand te brengen en ondergraaft met andere woorden de kracht van de vrijzinnigheid. Het is juist een opdracht om deze dialoog mogelijk te maken, om alzo de vrijzinnigheid te kunnen beleven. Ook zal deze dialoog het mogelijk maken om zichzelf en de eigen spiegel beter te inspecteren. Men kan zich het best ontdekken in de weerspiegeling van zichzelf door de ogen van de andere. De paradox blijkt juist de opdracht in een vrijzinnig leven te zijn. Het balanceren op het tweesnijdende zwaard.
Toch wens ik nog even stil te staan bij deze gekleurde visie op het leven. Niet enkel de opvoeding blijkt daar een rol te spelen, maar ook de genen die een mens bezit. Vooraleer ik verder ga, wens ik meteen te verduidelijken dat het ene, het andere niet uitsluit. In het boek De gesel van Darwin van Mathieu Snyckers wordt de nadruk gelegd op de genetische dwang van “Survival of the fittest, survival of the strongest.” Deze overlevingsideologie was vroeger vervat in het winnen van een gevecht op leven en dood. De overleving in de hedendaagse wereld is niet degene van een duel of het wanhopig zoeken naar voedsel (althans in de westerse wereld), maar eerder een wederkerig vertrouwen in het naleven van de wetten en voornamelijk de verkeersregels. Hierdoor kent de overlevingsdrang een verschuiving naar statusdrang en het bijhorende consumptiepatroon.
Te denken valt aan de rijke burgers, waar er een enorm belang is aan status. Het mooiste schilderij, de beste antiek en de royaalste feestjes vol overgewaardeerd voedsel. Gewoon omdat ze de wereld willen tonen dat ze de mogelijkheid hebben om met geld te smijten. Niet dat ik enigszins de economische waarde van het hierdoor gecreëerde feodaal systeem wil onderschatten, toch wil ik zeggen dat dit niet meer van deze tijd is. Erger is de onkunde van de middelmatig verdienende burger om met geld om te springen, wat mede tot de hedendaagse crisis heeft geleid (cfr. Griekenland). De bedrijven spelen er gretig op in dat de bevolking steeds de drang heeft om zich status aan te meten. Uiteraard komt daar de discussie naar boven dat het individu zichzelf moet beschermen tegen zulke wanpraktijken.
Naast het consumptiepatroon, klaag ik nog één zaak aan in dit werkstuk, met name de overbevolking (cfr. De ogen van de panda van Etienne Vermeersch). Ik pleit voor een geboortebeperking in heel de wereld. Deze semicontroversiële uitspraak dient zeer genuanceerd te worden. Uiteindelijk is dit enkel mogelijk indien hiervoor voldoende garanties worden geboden, waaronder de voorziening in voorbehoedsmiddelen. Misschien een project voor de volgende Music For Life waardoor men eens een preventieve oplossing zou kunnen aanbieden (cfr. actie in Amerika op oudejaarsavond door het uitdelen van condooms ten voordele van uitstervende dieren). Ik wens ook te verduidelijken dat ik niet de pracht van een geboorte aan de mensen misgun. Ik pleit enkel voor een geboortebeperking van twee kinderen per koppel. Hierdoor dijkt men de overbevolking in. Tevens zal er een uitzonderingsregeling moeten komen om staatlozen tegen te gaan en regelgeving aan te passen aan de realiteit (Wat met echtscheidingen? Wat is de definitie van koppel?, …). En ja, we zullen dan nog langer moeten werken.
Een ander probleem ligt bij de kweekvijver van de imperialistische religies. Het geloof, dat allang zijn werkelijke waarde heeft verloren, stelt voor om zoveel mogelijk volgelingen te produceren om alzo zeker te zijn van hun indoctrinaire ideeënverspreiding. Is het niet tijd om de religie te appreciëren voor de taak die het heeft gedaan in het verleden om van een chaotisch systeem een geordende samenleving te creëren. Het toepassen van delen van de religieuze teksten (andere delen gaan zelfs zover dat genocide niet geschuwd wordt) in de hedendaagse samenleving is overbodig door de ethiek die schuilt in de mens. Ik verwijs hier uitdrukkelijk naar de ethiek die men vindt in de mens om niet te vervallen in het duaal burgerschap door wetten zoals baron D’Holbach schreef.
Maar daar zou ik dan weer een essay over kunnen schrijven…
0 Comment