Juridisering, trop is teveel? – Interview met rechtssocioloog Koen Van Aeken

Op de hoek van de Van Ertbornstraat en de Carnotstraat, hartje Antwerpen, bevindt zich de fonkelnieuwe brasserie Gustav, de vroegere Boerinnekes en in een ver verleden gelagzaal van de Antwerpse opera. In dat inspirerend interieur (Mahler-jaar, check) en met jazzy trompetgeluid op de achtergrond, ontmoet ik Koen Van Aeken, die het druk heeft. Binnenkort vertrekt hij naar Zuid-Korea, waar hij op bezoek gaat bij een instelling die de wetgeving toetst aan de samenleving, een Grondwettelijk Hof op maatschappijniveau. “Onuitgegeven in het Westen en vreselijk interessant.”

Jammer toch dat we maar enkele pagina’s te onzer beschikking hebben. In het boek Meester over meester? Een probleemverkenning over juridisering en onderwijs belichten tien auteurs de juridisering in de samenleving, met de focus op het onderwijs. Eén van hen is dus Koen Van Aeken, professor rechtssociologie aan de universiteit van Tilburg. Een gesprek.

d.M.: Juridisering is ontegensprekelijk een proces dat onze maatschappij doormaakt, zo stelt u. Is dat overal zo?

Koen Van Aeken: “Het is een fenomeen dat zich vooral voordoet in welvaartsstaten. Overheidsinterventie speelt een belangrijke rol, wat verklaart waarom de juridisering sneller om zich heen grijpt in België dan bijvoorbeeld in de Verenigde Staten of in Oost-Europese landen. Maar er zijn bijvoorbeeld ook culturele verschillen. In Japan bijvoorbeeld, al moeten we dan ook een onderscheid maken tussen aan de ene kant het wetgevingsproces, en anderzijds het procederen op zich. In Japan is het heel opvallend hoe beperkt het aantal rechters en advocaten is. Mensen zullen daar veel minder snel geneigd zijn naar de rechter te stappen. Op straat zie je het al: men maakt er geen ruzie in het openbaar. Iedereen lacht er ook. Iemand voor de rechter slepen is er gelijk aan gezichtsverlies. Dat in tegenstelling tot de claimcultuur in de Verenigde Staten.”

Wat is dan eigenlijk de grondoorzaak van de juridisering?

Mijn inziens is dat het rechtsinstrumentalisme. Naarmate de overheid het recht meer en meer zal inzetten als een instrument om beleid vorm te geven en doelstellingen te verwezenlijken, is daar het logische gevolg dat er meer en meer regelgeving ontstaat. Dat verklaart de kwantitatieve toename, maar tegelijkertijd verandert ook de aard van het recht in kwalitatieve termen. Zo had het recht honderdvijftig à tweehonderd jaar geleden vooral een codificerende functie, dus vastleggen welke regels er in voege waren, terwijl dat sinds het einde van de negentiende eeuw meer een sturende functie is geworden. Als een social engineer probeert de overheid de samenleving te sturen door middel van wetgeving. De bevolking verwacht dat ook van de overheid. Bijvoorbeeld de dollekoeienziekte: er is een probleem, de bevolking verwacht dat politici meteen optreden en zij doen dat dan door middel van wetgeving. Zo is het probleem dan ‘opgelost’. Voor hen houdt het verhaal dan op, terwijl die ‘oplossing’ dan pas moet beginnen doorwerken in de samenleving. “Van twee dingen wil je niet weten hoe ze gemaakt zijn: worsten en wetten”, zei Hugo Vandenberghe (CD&V, senator) ooit.

Dat lijkt op de ivoren toren.

Ja, zo kan je het stellen. Ergens in Brussel worden de wetten gemaakt, vaak heel snel, om te reageren op de heersende noden, zonder dat handhavingsinstellingen geraadpleegd worden. Men gaat de effecten op de doelgroepen te weinig na, met als gevolg dat er niet alleen veel regels komen, maar ook nog eens regels die zwaar kunnen doorwegen en in slechte aarde kunnen vallen bij de betrokkenen.

In uw essay heeft u het over de Duitse socioloog Gunther Teubner, wanneer u focust op de negatieve gevolgen van het rechtsinstrumentalisme. U heeft het over de ‘gijzeling van de samenleving’: “Bepaalde sociale structuren kunnen vernietigd worden door de erg verschillende werking en organisatie van het al te opdringerige juridische systeem.” Klinkt mooi, maar om welke structuren gaat dat dan in de realiteit?

Neem als vioorbeeld een verliefd koppel dat wil trouwen. Ze beslissen een samenlevingscontract aan te gaan en stappen naar de notaris. Meteen begint die notaris over voorhuwelijkse voorwaarden, verdeling van goederen en echtscheidingsprocedures. Menselijke relaties worden op die manier ingekapseld in een juridisch systeem. Meteen is ook de verbijstering van dat koppel van de gezichten af te lezen. Een ander voorbeeld: zorgverlening aan ouderen. De regelgeving verwacht dat een bejaardentehuis gerund wordt als een bedrijf, en daarin staat de logica van het recht haaks op een gezellig onderonsje tussen de zorgverleners en de bejaarde.

Een ander negatief gevolg zijn conflicterende systemen. In uw essay stelt u twee groepen tegenover elkaar: de politieke verzorgingsstaat die opkomt voor een eerlijke inkomstenverdeling, en aan de andere kant de economische spelers op de vrije markt voor wie winstmaximalisatie het uitgangspunt is. “Op die manier wordt de welvaartsstaat verscheurd door systeemconflicten”, zegt u. Is het echter niet de taak van de overheid om, naast het zalven ook te slaan, om zo het evenwicht tussen de maatschappij met normen en waarden en de economie met winstoogmerk te vrijwaren? Met andere woorden, is dat conflict niet net goed?

K.V.A.: Dat is wel een terechte opmerking, denk ik. Er is een natuurlijk onevenwicht tussen die twee elementen. Als die in evenwicht zijn, is er natuurlijk geen probleem. Maar dat is al te vaak niet het geval.

Gelukkig zijn er ook positieve gevolgen.

Ja, anders zou het zover natuurlijk niet gekomen zijn. Zo wordt het beleid van de overheid op een bepaalde manier afdwingbaar, het blijft niet bij bepaalde beloften. Ook wordt hetgeen belangrijk is in de samenleving, de heersende waarden, via wetgeving vertaald. Denk maar aan vrijheid, gelijkheid. Recht is meer dan de instrumentele functie, het geeft ook een waarborgfunctie. We geven een stukje van onze soevereiniteit op, en in de plaats krijgen we bescherming en dienstverlening door de overheid. Maar we moeten ons natuurlijk ook kunnen beschermen tegen die overheid.

Wat onderwijs betreft is er nog geen spectaculaire aangroei van rechtszaken, bijvoorbeeld examenbetwistingen. Hoe komt dat?

In onze samenleving zijn er semi-autonome sociale velden, entiteiten die in staat zijn regels te creëren, en die ook zelf te doen handhaven. Een wielerclub bijvoorbeeld, maar ook een onderwijsinstelling. Het zijn zelfregulerende instanties: ze slagen er heel goed in om hun conflicten binnenskamers te houden. Bovendien zien onderwijsinstellingen, die toch een zekere autoriteit hebben, niet graag dat hun gezag wordt aangetast. Ze zullen niet snel ‘toegeven’, lijden niet graag gezichtsverlies. Het is dus sowieso niet gemakkelijk om zo’n procedure te winnen. En daar komt nog bij: procederen tegen de eigen universiteit kan misschien de studiecarrière in gevaar brengen. Je gaat misschien in je eigen vlees snijden.

Socioloog Mark Elchardus stelde ooit: “De juridificatie moet worden teruggedrongen omdat zij een beroep doet op een opvatting van de band tussen leerling en school, die al te contractualistisch en consumentistisch is en onvoldoende rekening houdt met de diffuusheid van wederzijdse rechten en plichten. De mogelijkheid om tegen beslissingen van de scholen te procederen, moet drastisch worden beperkt.”

Ik weet niet of de mogelijkheden om te procederen beperkt moeten worden. We leven in een rechtsstaat, er moet altijd de mogelijkheid bestaan om verzet aan te tekenen bij beslissingen van bepaalde regelgevers, zoals ook een universiteit. Wat er nodig is, is dialoog, overleg, zodat het niet nodig is om extern te procederen. Want als het echt de spuigaten uitloopt met docenten, wordt hij overgeplaatst en zijn vak overgenomen.

Zo is professor Marc Cogen in Gent bijvoorbeeld weggestuurd.

(gekscherend) En hij heeft er zijn aanhangers nog, hè! Zo zie je dat als het echt te erg wordt, de universiteiten wel ingrijpen.

Samengevat: de juridisering is goed, maar we moeten de negatieve uitwassen tot een minimum beperken?

K.V.A.: Juridisering is eerder onvermijdelijk. Een normatief criterium zou ik er niet op willen plakken. We moeten leren leven met dat instrumentalisme en de juridisering en inderdaad, de negatieve gevolgen aanpakken.

Meester over meester? Een probleemverkenning over juridisering, Acco, €20.

0 Comment