Jam inde a principio – Reflecties over het “nieuwe” conservatisme

“Patrie et citoyen, ces deux mots, doivent être effacés des languages modernes.” Een parafrasering en een licht uit de context rukken van deze zin, dient hier als opening voor een korte en povere reflectie over het moderne Europese conservatisme. Dit citaat uit Rousseaus Emile, kan als inleiding worden gelezen omdat ze gedeeltelijk de angsten en dus ook aspiraties van het moderne conservatisme vat. Waar men op praktisch gebied de laatste decennia het ‘internationalisme’ en het ‘globalisme’ enorme passen heeft zien zetten, trekt de dialectische slinger nu een omgekeerde politieke beweging. Identiteit en nationaal gevoel komen als concepten terug centraal te staan, kortom: een nieuwe Kulturkampf dringt zich op.

Deze beweging, die zich conservatief noemt, baseert zich ogenschijnlijk op traditie en waarden, en geeft daarom de ‘geschiedenis’ als zodanig een prominente plaats. Een traditie die gemakkelijk teruggaat tot de Romeins staatsman Cicero, al kan daar direct bij vermeld worden dat Cicero’s tableau van de republiek een geïdealiseerde historische reconstructie was. Gezien het idyllische aspect, niet direct een tableau dat met de feiten overeenstemde. Bij Hegel werd dit geduid als een typische fout van zij die over de natuur van een staat schrijven waarvan de persoon in kwestie kein Bewusstsein hat, of kon hebben (Dit wordt verder besproken door Van Bellingen in zijn essay De zoektocht naar de res publica in de filosofische traditie). Hierbij moeten we dan ook vaststellen dat geschiedenis en het ‘bewaren’ uiteindelijk ook niet de primaire drijfveren van de conservatieve beweging zijn, en dit is ook een gedeeltelijk antwoord op het idee dat de conservatieve beweging louter en alleen als reactie kan bestaan. Er kan immers achter de conservatieve beweging een veel pro-actievere motivatie gezocht worden.

Om deze beweging te begrijpen, kunnen we kort een enorme pas in de tijd terug zetten. Een blik op de eerste pretenties van het conservatieve romantisme, verlicht hierbij onze scène danig. Het romantische conservatisme bestond uit figuren – vaak ook bekeerde katholieken – die hun leer, een romantische leer, in volle oppositie plaatsten tegen de idealen van de verlichting die Europa op dat moment beroerden. Zo kan hier gewezen worden op de werken van Adam Müller in de eerste decennia na de Franse Revolutie. Müller was dan wel een ietwat marginaal figuur in de grote beweging van de geschiedenis, hij formuleerde in zijn werk echter wel treffend de eerste fundamentele stroken van dit conservatisme. Zij stelden immers hun leer tegenover het verlichtingsdenken als een levensvisie die het bewegelijke en de contradicties van het leven vatte op een manier dat het strakke, dode rationalisme van de verlichting onmogelijk kon. Het romantisme was een zucht naar ‘werkelijkheid’ tegenover de strakke mathematische systeemzucht van de eerste verlichtingsdenkers (cf. E.H. Kossmann, Over conservatisme, Johan Huizinga-lezing, 1980).

Als we deze juxtapositie transponeren op onze huidige politieke orde, vinden we in dit rationalisme de eerste zeemzoete klanken terug, die momenteel overal worden geboekstaafd als ‘gezond verstand’. Het gezonde, levendige denken dat zich geen moer aantrekt van de oneindige, mathematische complexiteit en systeemzucht van theorieën die de pretentie hebben om de samenleving te catalogeren. Te catalogeren en dus zijn rijke aaneenschakeling en effet te simplificeren. Deze theorieën kunnen voor hen geen soelaas brengen, integendeel, ze bestendigen enkel de maatschappelijke problemen. Het gezonde, nuchtere verstand ziet echter de directe oplossingen om de maatschappij van deze artificiële complexiteit te ontdoen.

Het romantische conservatisme evolueerde echter snel, daar zijn antiburgerlijke en antikapitalistische houding al snel danig gedateerd raakten binnen het kader van het nieuwe Europa dat zich post-1789 begon af te tekenen. De Franse revolutie bracht immers meer dan enkel een verlichting pur sang met zich mee; ze droeg in zich ook al de contradicties en breekpunten die de volgende decennia het maatschappelijk debat zouden bepalen. Zo merken we dat ook conservatief apostel Burke al snel gerecupereerd werd door de nieuwe burgerlijke elite, wiens ontstaan hij in zijn schrijven niet geheel positief had onthaald. Wat kan hier dan uiteindelijk als doel van de conservatieve beweging omschreven worden? Zoals eerder aangehaald is het dus niet een louter reactionaire beweging; het is een beweging die net de intrinsieke verschillen tussen mensen, en de diversiteit die de menselijke en natuurlijke milieus kenmerken, wenst te onderstrepen. Dit programma stelt zich dan in oppositie met de berekenbare verlichting, want net door de diversiteit te onderstrepen hamert men er op dat het de ongelijkheid is die gevierd moet worden. Deze ongelijkheid moet dus als een reëel bestaand kenmerk van de condition humaine erkend worden, die geen mathematische, berekende en overgecompliceerde oplossing duldt.

Deze zekerheid betreffende de menselijke ongelijkheid, en de gevolgen die deze heeft, valt ook te bespeuren in de politieke attitudes van het Europese rechts dat sinds kort terug furore maakt, van Berlusconi tot de Great Society van Cameron over het Nederland van Wilders. Zelfs in het Frankrijk van Sarkozy, waar republikeinse waarden duchtig van hun partner égalité worden onttrokken. In België heeft Bart De Wever zich met de N-VA ook opgeworpen als het boegbeeld van conservatief Vlaanderen en dweept derhalve ook met figuren als Cicero en Burke. Müller zou hier probleemloos in het rijtje passen, zeker gezien zijn politieke geschriften, die een fundamentele en binaire oppositie tussen belangen vooropstelt.

Dit artikel heeft uiteraard niet als pretentie om een uitgebreide analyse te maken van wat ‘conservatisme’ motiveert, zijn sociale opmaak of zijn specifieke positie in de nexus van het socio-politieke landschap te analyseren. Het is echter wel van belang om deze tendens in het Europa van vandaag niet te onderschatten, en te erkennen in welke mate diversificatie en regionalisme meespelen als motiverende factoren in de diverse discours. Zo is de strijd om de verlichting nog steeds niet gestreden en komt de oppositie niet enkel van verre oorden. Voornamelijk de hoek die met ‘gezond verstand’ redeneert, dient hier niet uit het oog verloren te worden. Het is dan misschien ook imperatief, vergeef de uitdrukking, dat er wordt nagedacht in hoeverre we de filosofische en politieke beschouwingen van een huisjesmelker of een latent aristocraat in ons politiek debat wensen te laten doordringen. Het conservatisme mag zich dan wel in een Neue Sachlichkeit hullen, de onderbouw blijft aanwezig.

Dat dit bredere implicaties heeft, ziet men in een internationale context. Het hierboven beschreven denken is uiteindelijk ook in tegenstelling met het kosmopolitische verlichtingsdenken, de internationale gedachte en de fundamenten van de Europese constructie. Een regionalisme dat zich roemt op de diversificatie, is een regionalisme dat uiteindelijk de verschillen tussen ieder van ons wenst te onderstrepen. Of dit denken echter nog niet achterhaald is door de realiteit van onze economische geworpenheid en elementen van een gedeelde globale cultuur, is hierbij dan natuurlijk een open vraagteken. Een hypothese moet soms ook aangepast worden naargelang de resultaten.

0 Comment