Eric De Beukelaar moet de bekendste woordvoerder te lande zijn. Sinds de aartsbisschop van Mechelen-Brussel Léonard heet, is De Beukelaar niet meer weg te denken uit de schijnwerpers. Opvallend toch: wie herinnert zich bijvoorbeeld nog de woordvoerder van kardinaal Danneels? Het is tekenend voor de storm waarin gelovig België verzeild is geraakt. Na het vertrek van Danneels en de Blijde Inkomst van Léonard zoekt de Kerk meer dan ooit naar ‘rustige vastheid’. Iemand een idee? In ieder geval kampt de Kerk met de grootste crisis sinds jaren. De zaak-Vangheluwe dreef de hele hetze rond de openbarstende etterbuil van begerige handjes natuurlijk nog extra op de spits.
Een recente trend is dat er een onderscheid wordt gemaakt tussen de priester Vangheluwe en de mens. In essentie zijn zulke stellingen de oorzaak van het tanende geloof en de ongeloofwaardigheid van de uitdragers ervan. Het typeert de hypocrisie: bij priesterwijdingen wordt er immers steeds over ‘roepingen’ gesproken. Een roeping gaat ontegensprekelijk over de individuele mens in zijn geheel. De roeping is net níet samengesteld uit de twee componenten ‘mens’ en ‘functie’: ze zijn ondeelbaar. Dat is net wat een zogenaamde ‘roeping’ onderscheidt van een ander beroep. De mens Vangheluwe beoordelen apart van de priester, is dus je reinste onzin. Het zou per slot van rekening alle kracht van een religie ontnemen als de verspreiders en uitdragers ervan niet geheel en al geconfronteerd kunnen worden met hun leven als geheel, dat zij aan hun geloof wijden.
De christelijke godsdienst is, net als de andere, een allegorie. Zo probeerden belezen mannen honderden jaren geleden de minder belezen volksmens iets bij te brengen over het hoe en waarom van het leven. Dat de minder belezen volksmens daarna in de allegorie zelf is gaan geloven, wel, dat ligt in zijn aard. Natuurlijk is het zo dat het christendom een wezenlijk onderdeel is van ons en de beschaving die we nu, na honderden jaren evolutie, hebben uitgebouwd. Maar dat mag een kritisch en zo onafhankelijk mogelijk denkend mens er niet van weerhouden zich van zo’n allegorie te distantiëren. Hij kiest ervoor niet in die allegorie te geloven, maar moet in het achterhoofd houden dat er altijd volgers van allegorieën zullen zijn. De kritisch en zo onafhankelijk mogelijk denkende mens is namelijk altijd in de minderheid geweest en zal dat ook altijd blijven.
In De Standaard verscheen op 30 april een confrontatie tussen Rik Torfs en de vrijzinnige gynaecologe Marleen Temmerman. Wat vooral opviel in die vurige woordenstrijd, was dat er hevig ingehakt werd op het celibaat. Torfs, kersvers christendemocraat, stelt dat de verantwoordelijkheid van Vangheluwe buiten kijf staat, maar heeft het ook over “bepaalde structuren binnen de kerk die dit soort ontsporingen in de hand werken. De rol van het celibaat, bijvoorbeeld, zou op zijn minst onderzocht moeten worden.” Temmerman, vrijzinnig als zij is, treedt hem bij. Verwonderlijk is dat niet, maar dat een christelijk geïnspireerd man als Torfs vraagtekens plaatst bij het celibaat, is toch wel erg ophefmakend.
Torfs is geen alleenstaand geval. Steeds meer stemmen uit gelovige hoek pleiten voor de afschaffing van het celibaat. Voor de duidelijkheid: wie zweert een celibatair leven te leiden, spreekt enkel de belofte uit om ongehuwd te blijven. Echter, doordat seksuele handelingen in katholieke kringen enkel geoorloofd zijn binnen het huwelijk, impliceert het celibaat volledige seksuele onthouding. Maar waar vaak aan voorbij wordt gegaan, is dat het celibaat een fundament is van een wezenlijk aandeel in het christendom, in het bijzonder van het katholicisme. Ik neem het in dit discours op voor de gelovige, die gelooft in de allegorie en zijn vertrouwen stelt in de priesters en andere celibatairen. Is niet het minste dat hij kan verwachten van de kerkvoorganger dat hij zweert zijn leven te wijden aan devotie? Zulke devotie zou sterk in intensiteit afnemen, mocht die kerkvoorganger een leven lijden zoals u en ik. Het begrip ‘roeping’ zou dan helemaal verwateren.
Van ascese is al lang geen sprake meer. Nochtans is het een hoogst eerbare levensvorm, maar de haalbaarheid grenst aan het onmenselijke. Het celibaat is op zijn sterkst een wel erg verdunde vorm van ascese, die allerminst onmenselijk is. In deze tijden, waarin de kindermisbruiken in kerkelijke context zich als paddenstoelen uit de grond lijken te haasten, hervalt men in de pijnlijke fout om oorzaak en gevolg verkeerd te analyseren. Dat er zoveel leed is veroorzaakt door celibatairen, wil niet zeggen dat het celibaat moet verdwijnen. Het zou even dwaas zijn om het democratisch bestel in twijfel te trekken bij verkiezingsfraude. Neen, de fout ligt bij het moedwillig verzwijgen van de misbruiken door de Kerk. Dat bracht een hele carrousel teweeg, een luchtbel, die zichzelf in stand bleef houden en ooit doorprikt zou worden. Dat is dan bij deze gebeurd.
De kerken van de allegorieën hebben nog nooit zo’n grote kans gekregen om de hele augiasstal te zuiveren, komaf te maken met het verleden en met een wit blad te beginnen. Al de etter moet naar boven komen, alleen zo kan de gelovige zijn vertrouwen hersteld zien. Maar onkundig als het hele Instituut is, hervalt het in de boosheid door de o zo pijnlijke en verwerpelijke feiten te minimaliseren of te relativeren. Zo ook op 25 april, toen in alle zondagsdiensten de preek gewijd moest zijn aan de kindermisbruiken.
Of het om een reeds uitgeschreven preek ging die in alle Belgische kerken weerklonk, of dat iedere preek onderhevig was aan de pen van de kerkvoorganger, dat weet ik niet. In Temse had de kerkvoorganger het in ieder geval over “de dictatuur van de media”, minimaliseerde de misbruiken door te stellen dat er nog veel ergere misdaden gebeuren (“Abortus!”) en dat kindermisbruik overal voorkomt: waarom wordt de kerk dan geviseerd? Stuitend dat zulke volksverlakkerij stilzwijgend geslikt werd. Natuurlijk wist die kerkvoorganger waarom de Kerk geviseerd wordt: ook hij heeft trouw gezworen aan het celibaat en vertegenwoordigt het geloof tegenover de kerkgangers. Een onderwijzer die zich schuldig maakt aan kindermisbruik is even verwerpelijk, maar heeft geen trouw gezworen aan het celibaat. En het is dat wat het des te schrijnender en schijnheiliger maakt.
Afsluiten deed de preekverzorger door oude katholieke koeien nog eens uit de gracht te sleuren en te zeggen dat we even met onze gedachten bij de slachtoffers moeten zijn, “maar ook bij Roger Vangheluwe, die zelf zijn misstappen naar buiten heeft gebracht en zich uit eigen beweging heeft opgesloten in de abdij van Westvleteren. Hij is een gebroken man.” Veel woorden moeten daar eigenlijk niet meer aan vuil gemaakt worden.
De vrijzinnigheid van de Vrije Universiteit Brussel is nog steeds een baken van standvastigheid dat absoluut gevrijwaard moet worden en in dit soort debatten een rol moet spelen. Maar niet alleen tegenover katholieke uitspattingen. Zo kwam er in de plenaire vergadering van de Studentenraad van 17 mei een voorstel voor een gebedsruimte ter sprake, inmiddels al verwaterd tot ‘stille ruimte’. In ieder geval laten de religieuze overwegingen van het oorspronkelijke voorstel niets te wensen over. Ondertekenaars zijn grotendeels van islamitische overtuiging en hebben ‘vrijzinnigheid’ duidelijk niet goed begrepen. In feite is het al een aanfluiting dat zulke voorstellen in onze alma mater alleen nog maar geopperd, laat staan in overweging genomen worden. Vrijzinnigheid is allesbehalve pluralisme. Fans van dat laatste moeten hun heil maar zoeken bij een universiteit ten noordwesten van onze campus. Bovendien is een gebedsruimte statutair gezien onmogelijk. Scientia vincere tenebras, verdorie. Henri Poincaré moest het weten …
0 Comment