Nariño, Zuid-Colombia. Twee jaar geleden volgden enkele Colombianen in buurland Ecuador verschillende opleidingen georganiseerd door La Red de Guardianes de Semillas (oftewel: het Netwerk van Bewakers van Plantenzaden). Zij willen op hun beurt dit werk verder zetten in Colombia. Anno 2009 begint het netwerk zich te vormen rond het bewaren van endemische zaden, en niet alleen om het bewaren ervan, maar ook de kennis die eraan verwant is, levendig te houden. Uiteraard gaat het hier om een zeer zuivere biologische landbouw, waar onze ‘biologische’ landbouw nauwelijks aan kan tippen. Dit is een heus karwei, met veel potentieel. Zulke beschermingsnetwerken, die overigens geen NGO zijn, bestaan elders langer en kennen enige aanhang in Australië, de VS en Brazilië. In België bestaat de organisatie VELT die gelijkaardig werk verricht. In Ecuador bestaat deze organisatie sinds 2002.
Voedselsoevereiniteit
Eerst en vooral wil La Red de immens grote diversiteit aan plantenzaden die met de tijd verloren is gegaan, proberen te herstellen en te bewaren wat er nog van overblijft. “Gedurende verschillende momenten in de geschiedenis werd er aan diversiteit verloren, eerst onder de kolonie, nadien door de onafhankelijkheid en tot slot is er onder de zogenaamde ‘groene’ revolutie van de jaren ’60 en ’70 heel wat kennis verloren gegaan”, aldus Miguel Torske, lid van het Ecuadoraanse netwerk. Met ‘groene’ revolutie bedoelt men in Latijns- Amerika voornamelijk het begin van het gebruik van chemicaliën, gebracht door multinationals. La Red vervult deze eerste taak, het bewaren van endemische zaden, door deze onder de verschillende leden te verspreiden. “Hoe meer mensen deze zaden hebben, des te beter, des te minder kwetsbaar onze organisatie is”, vertelde Alba.
Een ander belangrijk aspect waar La Red mee bezig is, is het streven naar het terugvinden van een evenwicht tussen mens en natuur. De laatste taak van La Red is het bewaren van de ancestrale kennis die deze zaden met zich meebrengen. Hoe moet men de groenten en vruchten bereiden? Verschillende maïssoorten worden voor verschillende gerechten gebruikt. Wat is de (al dan niet indiaanse) symboliek van een bepaalde plant? Vanzelfsprekend heeft men oog voor het specifieke zaai- en oogstproces van elke plant. De structuur van de Ecuadoraanse organisatie is behoorlijk eenvoudig. Regionaal bestaan er verdeelcentra, die zaden uit een bepaalde streek verzamelen en herverdelen onder de boeren. Hierboven bestaan de coördinerende centra die het werk tussen de verdeelcentra verzorgen. In het nieuwe netwerk dat zich in Colombia aan het vormen is, gaat men deze structuur wellicht overnemen, misschien met enkele veranderingen.
Van 14 tot 16 augustus 2009 was er een bijeenkomst van alle leden van de provincie Nariño in El Encano, een dorp bij een gigantisch meer, la Cocha (letterlijk vertaald: het meer). Deze conferentie werd georganiseerd door Alba en Luis Javier, een antropoloog, bijgestaan door de lokale indiaanse gemeenschap van Taita Camilo. Uit heel de provincie kwamen de leden, of toekomstige leden, hun verhaal vertellen. Nariño is een provincie met een grote verscheidenheid aan klimaten en vegetatiezones. Van tropische over subtropische naar droge klimaten, deze verschillende omgevingen liggen allemaal op een steenworp van elkaar. De mensen die dit treffen bijwoonden hadden de meest diverse achtergrond, er waren stedelingen bij die naar het platteland waren gegaan, er waren boeren die heel hun leven op het land hadden gewerkt, er waren indianen.
De afzonderlijke leden, die ook in tal van andere organisaties actief zijn, hadden elk hun eigen reden om overgestapt te zijn op wat wij “biologische” landbouw zouden noemen (het verschil is echter niet te verwaarlozen, gezien de boeren van La Red zo weinig mogelijk chemicaliën gebruiken, terwijl bij biologische landbouw planten eveneens bespoten worden, met “minder schadelijke stoffen”). Een van hen vertelde dat hij erg ziek was geweest door het veelvuldig gebruik van chemicaliën. Een andere man zei dat men in zijn dorp erg opkeek naar een man die 124 was geworden, die eveneens aan een zeer zuivere vorm van landbouw deed en at wat zijn voorvaderen hadden gegeten.
Deze verhalen vormen op het Colombiaanse platteland, zoals elders in Latijns-Amerika, slechts een verwaarloosbare minderheid. De meesten zijn happig om aardappelen ter grote van bloemkolen te oogsten. Maar de boeren van La Red diversifiëren hun teelten, dit maakt hen minder afhankelijk van een bepaald gewas en geeft hen meer voedselzekerheid en een grotere buigbaarheid in tijden van droogte of overvloedige regenval. De zaden die zij gebruiken zijn niet bespoten en van hoge kwaliteit. Deze vorm van het bewerken van de grond biedt veel meer garanties dan een moderne westerse landbouw, grosso modo met chemicaliën en monoculturen. Bovendien brengt men zo gezonder voedsel in omloop. Men brengt als het ware voedselsoevereiniteit teweeg, mensen zijn onafhankelijk in het kiezen van hun voedsel.
Afgezien van het element gezondheid, biedt deze vorm van produceren meer garanties dan de klassieke productie voor de markt. Europa zit langere tijd in dit soort van productiesysteem en hier kan men wel van een – beperkt? – succes spreken als men het over het produceren voor de markt heeft. De chronische armoede in veel streken van Latijns- Amerika, maar ook Azië en Afrika komt door het feit dat boeren voor de (lokale) markt proberen te produceren, maar hier alles behalve voldoende geld uit kunnen halen om voedsel, en zaden, te kopen. Door het diversifiëren van teelten bezitten deze boeren een grotere bestaanszekerheid – en hebben zij te eten. Een boer kan enkele fruitbomen hebben, aardappelen, maïs, enkele groenten. In vele tropische en subtropische gebieden oogst men voor sommige gewassen tot drie keer per jaar. Belangrijker is echter dat dit mechanisme chronische honger tegen kan gaan. Men hoeft zich geen zorgen meer maken over wat de opbrengst zal zijn in geldwaarde.
In plaats van een dieet dat enkel aardappelen inhoudt – wat uiteraard op langere termijn nefaste gevolgen heeft – kan een gezin nu een gevarieerd smakenpalet beheren. Elk overschot kan op de lokale markt verkocht worden. Overschotten zullen er vaak zijn, slechts in gebieden waar grondbezit erg versplinterd is of weinig opbrengt, zal dit wellicht moeilijker zijn. In vruchtbare gebieden kan een familie met slechts een paar hectaren gemakkelijk het hele jaar rondkomen, en velen bezitten meer dan dat. Dit verhaal is niet alleen toepasbaar op landbouwers maar ook op andere groepen die van de natuur leven: vissers verkopen hun beste vis tegen een peulenschil en kopen nadien tonijn in blik. Ironisch, niet?
Het agrosocialisme
Om het werk van deze organisaties te begrijpen moet men terugkeren naar de oorsprong van de zaden die zij beschermen. Op verschillende plekken op deze planeet werden, bijna gelijktijdig, tal van soorten gedomesticeerd. ‘Oervarianten’ probeerde men meer te laten produceren, dit volgens verschillende methoden – denk maar aan ‘mannelijke’ en ‘vrouwelijke’ landbouw. Dit gebeurde met de aardappel in Peru, waar men nog steeds honderden varianten van kent, zo gek als luchtaardappel. Amarant werd op drie verschillende plekken getemd: Mexico, Ecuador en Peru. Maïs werd aanvankelijk in Mexico geteeld, de meeste harde varianten komen uit Mexico, zoals popcorn, maar uit deze gedomesticeerde varianten werden in de Vochtige Andes (Colombia, Ecuador en delen van Peru) zachtere maïssoorten gevormd.
Destijds deed men ook in zeer verschillende vormen aan landbouw. In bepaalde subtropische gebieden en op bepaalde hoogvlaktes, bouwde men camellones: men verhoogde stukken grond met grachten ertussen. Zo kon men tevens aan visvangst doen en garnalen kweken. Op de verhoogde vlakken kon men verschillende gewassen verbouwen. Bovendien hield het water de warmte van de dag vast om zo de gewassen tegen vorst te beschermen. Algen en slijk werden uit de grachten als mest gebruikt. Dit is slechts een voorbeeld van een nu verloren gegane productiemethode. Een ander voorbeeld is de eveneens verloren gegane terrasbouw van de Inca’s en hun voorgangers (of in bepaalde streken in het huidige China); zo kon men steile hellingen bewerken zonder de grond te eroderen.
Dit waren zeer opbrengstrijke productiemethoden, maar belangrijker: ze bleven permanent produceren. Iets waar men de dag van vandaag chemicaliën voor “moet” gebruiken. Men moet rekening houden met het feit dat een lap grond na zes jaar gebruik van chemicaliën niets meer oplevert en men sterkere producten en kunstmest moet gebruiken – met grote winstmarges voor multinationals. Als deze niet sterk genoeg meer zijn, moet men genetisch materiaal gaan manipuleren, om te vermijden dat plagen de monoculturen van bananen, rietsuiker, koffie, cacao of rijst zouden vernielen. Ook aan de kleine boer kunnen genetisch gemanipuleerde zaden verkocht worden, met alle gevolgen voor het milieu en op sociaal vlak; men creëert een grotere afhankelijkheid aan de multinationals doordat men én het juiste gemanipuleerde zaad én de juiste chemicaliën moet kopen.
Dit gegeven is erg absurd gezien men duizenden jaren aan landbouw deed zonder ook maar een druppel kunstmest, insecticide of fungicide te gebruiken, en dat de grond hier de gevolgen van ondervond zo hard als dit nu gebeurt. De gevolgen van deze praktijken zijn nu in de zogenaamde derde wereld goed zichtbaar: monoculturen, zware erosie en vreselijke soorten kankers onder de boerenbevolking. Deze mechanismen, die als een vicieuze cirkel functioneren, zijn niet alleen nefast voor de bewoners, maar ook voor de consument, u. U weet niet meer wat u op uw bord krijgt, de vraag rijst: is het gezonder om géén fruit te eten dan gemanipuleerde bananen? De afstand tussen mens en natuur is groter dan ooit.
Hoewel men deze westerse landbouwmethoden heeft overgenomen, lijkt in de meest vruchtbare gebieden van de aarde de armoede soms het schrijnendst. Grote delen van Afrika, Azië en Latijns-Amerika kennen een overvloed aan vruchtbare aarde en water en toch bestaat er chronische armoede. Deze armoede is systemisch. Het economische systeem waarin wij leven heeft er voor gezorgd dat er verschillende ongelijkheidsrelaties bestaan. Om voedsel betaalbaar te houden voor de ene groep moeten er nu eenmaal andere groepen onderbetaald worden. Het falen van het produceren voor de markt in het Zuiden illustreert dit goed. Door historische ontwikkelingen zijn grote groepen gedwongen geweest om van hun oude landbouwmethodes af te stappen en westerse elementen in hun economische structuren of landbouwmethodes op te nemen. Het binnendringen van het westerse systeem in verschillende regio’s heeft tal van effecten gehad, ook wat betreft voedsel. Dit maakte bijvoorbeeld dat men overstapte op eetgewoonten die verschilden van wat men voordien at. Indianen kopen nu witte Amerikaanse rijst en kip in de winkel in plaats van hun traditionele en veel voedzamere amaranten quinoa-gerechten.
Noch liberale noch socialistische theorieën geven afdoende antwoord op wat er moet gebeuren met deze groepen landbouwers en marginalen, want zij leven aan de rand van de maatschappij. De eerste groep theoretici lijkt stilaan af te stappen van het idee dat economische groei een bijna natuurlijk proces is en dat men dit zijn gang moet laten gaan. Deze gedachte is in zekere zin waar, de reële lonen, als uiting van groei, zijn in veel delen van de wereld gestegen, maar tegen welke prijs en wanneer zal “ontwikkeling” de derde wereld bereiken?
Socialistische theorieën lijken enigszins geraakt te zijn door sociale ongelijkheid. Door tijdelijke maatregelen wisten verschillende vormen en soorten van socialisme enkele mechanismen in te stellen, die voor bepaalde groepen het leven een klein beetje draaglijker maakten – wederom, tegen welke prijs? Kortom, het alternatief dat geschetst werd, kan voor grote groepen van de boerenbevolking in Latijns-Amerika, en bij uitbreiding de Derde Wereld, een soeverein, gezond en ecologisch alternatief bieden. Bovendien heeft dit model het grote voordeel dat men met de basis werkt en dat dit werk niet gedaan wordt door de blanke, al dan niet zichtbare, helpende hand. Dit werk gaat veel verder dan Kyoto, Kopenhagen of hippe hernieuwbare energie.
Het werk van La Red is dus tegelijkertijd een sociaal project. Zoals eerder vermeld werd, kan een boer een grotere bestaanszekerheid opbouwen en kan deze een beduidend uitgebreider dieet nuttigen. Dat is een enorm potentieel. Dit is een proces dat duidelijk in gang is gezet en meer en meer boeren hierbij zal betrekken. Dit is de kern van de hele zaak: een ogenschijnlijk onschuldig en eenvoudig instrument in handen van velen geven kan een permanent antwoord geven op de chronische armoede van grote groepen landbouwers op verschillende werelddelen. Als dit honger op het platteland kan verlichten, is dit een project dat ieder gezond mens moet steunen. Een alternatief zoals ontwikkelingshulp blijft nog steeds als een glas water op een bosbrand.
Het openen van de markten, anderzijds, zorgt voor vooruitgang van minderheden, zowel in het Zuiden als hier. Dit blijft bovendien een wilde economische ontwikkeling die geen rekening houdt met de omgeving waar de mens in woont – en de erg moeizame ontworteling van verschillende niet-Europese culturen uit hun bestaan. De tijd van de massa’s mag dan wel in Europa verleden tijd zijn, elders is dat niet zo. Daar waar er massa’s zijn, leven linkse theorieën, die hun problemen kunnen verlichten maar géén afdoende antwoord op lange termijn geven.
Er blijven enkele belangrijke vragen open: Wat zijn de gevolgen voor anderen hiervan? Met andere woorden: hoeveel zal de productie dalen en zal deze de (groeiende) steden, in het Zuiden en in het Westen, nog kunnen voeden? Zo’n vaart zal het wellicht niet lopen, gezien de meeste consumptiegoederen uit het Zuiden toch van multinationals en grote bedrijven komen. De gevolgen voor de lokale markt op middellange termijn lijken sterker. Als men op een alternatieve manier gaat telen, betekent dit in eerste instantie dat men voor het eigen gezin produceert. Overschotten kunnen op de biologische markten gebracht worden, die nog steeds betrekkelijk schaars zijn, maar potentieel hebben. Maar naast deze problematiek, hebben de verschillende netwerken veel wind tegen van multinationals die zaden en genetisch materiaal willen patenteren. Dit is echter een heel ander verhaal en zal wellicht een andere keer aan bod komen in de Moeial.
0 Comment