Studentenverenigingen, een kijkje over de grens

Aan de oevers van de Waal – de rivier, welteverstaan – diep verscholen in het Gelderlandse hinterland, doemt plots de grootste stad van de provincie op: Nijmegen. “Nimwèège”, zo tracht een plaatselijke passant ons te verduidelijken. Een stad met een rijke geschiedenis, die teruggaat tot onze Romeinse voorvaderen en zijn hoogtepunten kent als Hanzestad. Tegenwoordig staat Nijmegen vooral bekend om zijn studentenpopulatie, die er welig tiert en profiteert van ’s stads vriendelijke aanblik. En in die stad ligt het Collegiaal Dispuut Panacee verscholen, een dispuut met een boodschap.

De naam Panacee is afgeleid van het Griekse panacea, dat zoveel betekent als ‘algenezend middel’ en ook zijn naam ontleent aan de Griekse genezingsgodin. “Je kan dat best opvatten als een metafoor”, zo stelt Daniel Aussems, eerstejaarsstudent tandheelkunde en adspirant bij Panacee. “Het is je eigen interpretatie en die is bij iedereen verschillend. Multi-interpretabel dus.” Nochtans gaat de spreuk van Panacee als volgt: ‘Lege virente, virent cunta’, een sterke wet, sterkt ons allen. “Wat niet wil zeggen dat Panacee enkel rechtenstudenten telt. Goed, er zijn er wel een aantal, maar lang niet alle leden studeren rechten.”

En zeker belangrijk: noem Panacee vooral geen studentenvereniging. “Panacee is een dispuut, wat verre van hetzelfde is. De naam zegt het al: je mening is heel belangrijk. Je moet in staat zijn over alles een mening te vormen en dat op basis van je eigen rede, niet van iemand anders. Dat is het eigenlijke doel van Panacee. Immers, het studentenleven is meer dan studeren alleen. Dat vormt inderdaad de basis, maar de dingen daarbuiten zijn net het meest verrijkend. Natuurlijk wordt er bij ons ook vaak en veel gedronken, en hebben we zeker weten een studentikoos kantje met bijvoorbeeld onze cantussen, maar er gebeurt zo veel meer…”

De Brusselse student is vertrouwd met klakken. Klakken máken de omgeving rond de VUB en de studentencafés. En een gemiddelde klakdrager, die zuipt, doet gezellig en stelt zich met een rode neus voor de rest niet al te veel vragen. Geef hem een pintje – bij voorkeur zo goedkoop mogelijk en waar het bier gratis is, is het zeker feest! – en de avond is in zekere mate geslaagd. “Je moet Nijmegen nu ook niet gaan verheerlijken als een verheven intellectueel paradijs”, zegt mijn gesprekspartner. “Hier zijn ook ontzettend veel zuipclubs. Maar er is voor ieder wat wils, en op kleine schaal proberen de disputen ook de niet-A.A.’er te behagen.”

Want kleinschaligheid, dat is de sleutel tot succes. “Logisch, behoud van kwaliteit gaat niet samen met kwantiteit, daar zijn genoeg voorbeelden van.” En dat is ook de reden voor het beperkte ledental van Panacee: slechts vijftien leden, vier adspiranten en vele reeds afgestuurden, ook wel reünisten genoemd. Verre van een groot aantal, zeker rekening houdende met het feit dat Panacee opgericht is in 1961. En in die kleine halve eeuw is het dispuut vaak van gezicht veranderd, want nieuwe heren, nieuwe wetten. Maar de vier pijlers zijn nagenoeg steeds overeind gebleven: kritisch denken,verbaliteit, creativiteit en formaliteit. “Daar worden de adspiranten ook daadwerkelijk op getraind. Op vergaderingen duiken we van de ene speech in de andere discussie. Je moet in staat zijn aan te tonen dat één plus één niet altijd gelijk is aan twee. In feite is dat een beetje de Nederlandse mentaliteit indreunen: je overal uitlullen. Maar dat is ook gewoon belangrijk in het leven.”

Aussems: “Zeker wat de financiering betreft staat Panacee haaks op de Brusselse studentenverenigingen.”

“In plaats van fysieke opdrachten en de potentiële nieuwe leden onderdompelen in een bad van beesterijen, richt het adspirantaat zich op het mentale aspect; dat wil zeggen: je wordt mentaal gekraakt en gemaakt. Via allerhande opdrachten kom je er hoe langer hoe meer achter dat jij, als nieuweling, in feite niks weet. Je leert je plaats kennen en verder denken dan je neus lang is. Opeens voel je je heel klein en plotsklaps ben je niet meer in staat bepaalde zaken op te halen uit je geheugen die je al heel lang bekend zijn, omdat je zo van slag bent.”

Woensdagavond is de vaste dag van Panacee. Dan komen de leden en de adspiranten samen in een afgehuurd cafeetje. “Er gaat geen bijeenkomst voorbij of er zijn speciale voorschriften”, staaft Daniel. “Onze kledij bijvoorbeeld: het kan gewoon bij onze rood-gele, horizontaal gestreepte trui blijven, maar op vergaderingen komen we in kostuum en op bals zelfs in officieel rokkostuum. Maar het gaat verder dan de kledingvoorschriften: wil een Panaceeër iets organiseren met de leden van zijn dispuut, dan wordt een uitnodiging per mail zelfs niet gelezen. Alles, ook speciale opdrachten voor de adspiranten, gebeurt per brief.”

Frappant: Panacee heeft geen officiële band met de universiteit en is dus volledig onafhankelijk én zelfbedruipend. Niet voor de hand liggend voor arme studentjes, zo zou u denken, maar niets is minder waar. Sinds vorig jaar is Panacee immers de trotse eigenaar van een herenhuis aan de Oranjesingel 68, na het aanvankelijk tientallen jaren gehuurd te hebben. Panacee genereert inkomsten door de kamerverhuur, zij het uitsluitend aan leden. “De enige band die Panacee met de Nijmeegse universiteit heeft, is dat je er gewoon moet studeren. Ook in Nijmegen wonen is een vereiste. En voor de geïnteresseerde dames: Panacee is een herendispuut, maar er bestaan ook disputen voor de vrouwelijke studenten.”

Zeker wat de financiering betreft staat Panacee haaks op de Brusselse studentenvereniging, die in al zijn hebben en houden aan de universiteit verbonden en gebonden is en leeft van de subsidies. “Als je onafhankelijk wil blijven, kan het niet anders”, legt Daniel ons uit. “Panacee heeft ook geen politieke kleur, om dezelfde reden. Hoe kan je immers kritisch denken als je je gaat vernauwen tot een bepaalde politieke kleur? Hoe ga je dan in debat? De sterkte van Panacee is net dat het leden heeft van allerlei slag, van elke kleur. Er zijn net zoveel linkse rakkers als studenten met een grotere conservatieve inslag. Dat maakt de debatten boeiend en verrijkt je zelf ook. Persoonlijke ontplooiing, daar kan je niet zonder.”

Lid is Daniel nog niet. Daarvoor moet hij eerst de ledenvergadering overleven, waar er gestemd wordt over het potentiële lidmaatschap van de vier adspiranten. Leden én reünisten mogen stemmen. “Dat maakt het extra moeilijk, want ieder van hen heeft een vetorecht. Zegt er dus een van hen neen, dan kan je het wel vergeten. Vandaar dat het overtuigingsproces van de leden en een deel van de reünisten zo belangrijk is. Je moet ieder van hen overtuigen van je meerwaarde voor het dispuut. De bedoeling is ook dat je je stemmen zelf gaat halen, door met ieder van hen apart af te spreken voor bijvoorbeeld een etentje of een andere activiteit, of hen gewoon op openbare gelegenheden overtuigen van je kunnen. Elke stem telt.”

Want voor de goede verstaander: Panacee is geen vriendenclub. Elk lid creëert wel een speciale band met het dispuut, en je kan ook steeds terugvallen op reünisten in je latere leven, maar de Panaceebijeenkomsten zijn in zekere zin zakelijk. “Je moet in staat zijn om in de geest van Panacee te denken, niet in die van persoonlijke voorkeur. Een lid dat moet stemmen over het lot van een adspirant met wie hij het heel goed kan vinden, maar er qua vaardigheden niet veel van bakt, moet de vriendschap van zich af zetten en zijn veto gebruiken. Andersom natuurlijk ook: een vreselijke zeikerd die je keer op keer omver lult en Panacee kan verrijken, moet je positief beoordelen. Om het met de fictieve woorden van Voltaire te zeggen: Ik ben het niet met je eens, maar ik zal tot ter dood je recht verdedigen om het te zeggen.”

0 Comment