Help! Het vrij onderzoek is zoek?

Door Piet Van de Velde

Er is geen enkele universiteit in Vlaanderen waar er een term, zoals het begrip van Vrij Onderzoek, een dergelijk vat van emoties met zich meebrengt. Het zit zo diep ingebakken in de fundamenten van de universiteit dat het zich vertaalt buiten de grenzen van al wat studentikoos is. Elke academische opening, doop, plechtige aangelegenheid, en u verzint er zelf nog wel een paar, banen deze twee woorden zich een weg naar de voorgrond. Maar heeft het nog inhoud en bestaat het überhaupt nog aan onze instelling?

De eerste conclusie die iemand kan trekken is dat Vrij Onderzoek op verschillende manieren kan worden opgevat. De eerste interpretatie is eentje sensu stricto. Het Vrij Onderzoek als extensie van het gedachtegoed van Poincaré. Los van de dogma’s, los van hartstocht, los van al en nog wat zodat uiteindelijk de vrije denker te werk kan gaan als in het onderzoek en als mens. De maatschappelijke relevantie van het Vrij Onderzoek moet bekeken worden in zijn historisch kader, namelijk dat van het begin van de 20ste eeuw. Maar is dergelijk wetenschappelijk positivisme in een postmoderne tijd niet een beetje uitgespeeld? De pretentie dat het vrije denken enkel gereserveerd zou zijn voor de VUB is een illusie die niet langer in stand kan worden gehouden. In een academische wereld, waar de nadruk wordt gelegd op wetenschappelijk onderzoek, zou het op zijn minst naïef zijn, moesten we denken dat enkel deze universiteit een monopolie heeft op het vrijdenken. Het zou ook niet stand houden door de opmars van de peer reviews bij het wetenschappelijk onderzoek.

De tweede interpretatie is een ietwat cultureel verantwoorde vorm van Vrij Onderzoek die zijn opmars doet bij dopen en academische zittingen. Het Vrij Onderzoek is dan eerder een verwijzende knipoog naar het vrijzinnige. De inhoud van de vrijzinnige traditie, bij gebrek aan een beter woord, is breder dan deze van de vrijdenker. Ze gaat hand in hand met folklore en vormt een basis voor het culturele erfgoed van de VUB. Er wordt hier echter niet gepretendeerd dat alle studentikoze activiteiten de bakermat van vrijzinnigheid zijn, wél dat de traditie van het Vrij Onderzoek binnen het studentikoze aspect een aanzet geeft om zich te verenigen achter een vlag, alsook een voorzichtige duw in de richting van het sceptisch blijven.

De derde interpretatie ligt bij de studiekring Vrij Onderzoek. Hier is het heel belangrijk om de evolutie van deze studiekring te bestuderen. De deconstructie van de geschiedenis van deze studiekring geeft aan waar het Vrij Onderzoek zich momenteel bevindt. In het begin van haar bestaan heeft ze vooral een maatschappelijke rol proberen uit te oefenen. Het studentikoze was toen ook meer verweven met de studiekring. Zo was bijvoorbeeld algemeen directeur van het Instute for European Studies, Bart De Schutter, zowel voorzitter van het BSG als van Vrij Onderzoek.

Uiteindelijk hebben beiden elkaar meer losgelaten. Tot op het moment dat Vrij Onderzoek vooral bekend was vanwege haar sporadische kampvuren. Het gevolg is dat de studiekring door het studentikoze met een scheef oog werd bekeken. Een commentaar die ook De Moeial krijgt, omdat de financiële steun zogezegd buiten proporties is, haar wortels kennende in het adagium onbekend maakt onbemind. Inhoudelijk werd de leemte door de jaren heen er ook niet kleiner op. Dit is geen verwijt aan het adres van de huidige leden van de studiekring, maar het probleem situeert zich in het gebrek aan een draagvlak. Onder andere het idee – gelukkig dit jaar begraven – dat deze studiekring een debatclub moet zijn is een perfect voorbeeld van de uitholling van haar maatschappelijke relevantie. Het debat is maar één aspect van de rol van de Studiekring Vrij Onderzoek.

Nu we de drie interpretaties naast elkaar kunnen leggen, merken we dat de twee laatste interpretaties essentieel zijn voor deze instelling. Het verschaft een gemeenschappelijke basis voor iedereen verbonden aan de VUB alsook een maatschappelijk belang en dit alles in samenspel met een gezonde dosis van scepticisme. De verwevenheid tussen al wat studentikoos en studiekring is, zal ook broodnodig zijn.

Er staan ook vraagstukken aan de deur te kloppen waar een dialoog tussen beide partijen een versterkt front kan vormen.

Het eerste voorbeeld dat op de voorgrond treedt, is het extreemrechtse NSV. De fascistische studentenbeweging met een Vlaams-nationalistische inslag heeft zich dit academiejaar al op de andere Vlaamse universiteiten weten binnen te werken. Zo heeft LOKO, de Leuvense studentenraad, hen erkend. Of een studentenbeweging met een dergelijke ideologie aan onze universiteit een plaats kan opeisen is de vraag. Laten we niet vergeten dat bij de jaarlijkse St.-Verhaegenviering hulde wordt gebracht aan de studenten die hun verzet tegen de nazi’s met hun leven hebben moeten bekopen. Aan de andere kant heb je andere vragen die je ook moet beantwoorden. Is het bijvoorbeeld fout om de Vlaamse Leeuw te zingen tijdens een cantus? Dan kom je uiteindelijk tot de conclusie dat dit vraagstuk met voldoende nuance dient te worden aangepakt. Uiteindelijk zal er geen enkele fascistische ideologie een bestaansreden hebben naast de vrijheid van het denken, omdat de systematische onderdrukking van deze vrijheid nu eenmaal kenmerkend is voor extreemrechts.

Een ander uitermate actueel voorbeeld is alles wat met moslims te maken heeft. Ook hier is nood aan een discussie. Het discours dat gevoerd wordt tegen het katholicisme; moet dat enkel tegen hen? Of dient er hier consequent gehandeld te worden en trekken we de lijn door naar andere religies? Een kruis te ver is dan ook een hoofddoek te ver. Of zijn we dan onverdraagzaam? Het antwoord kan gevonden worden in het vrijzinnig discours van al wat religieus/  of dogmatisch denken als inhoud heeft. De universiteit als potgrond voor een intellectueel discussie heeft geen plaats voor dogmatiek, maar voor mensen met een kritische reflex en waar je inhoudelijk vooruitgang kan maken.

De dialoog van en over het Vrij Onderzoek is dus des te meer – om een woord te gebruiken dat iedereen op de M wel kent – een unique selling point voor een universiteit, minstens evenveel als de internationalisering ervan. Het geeft een meerwaarde aan de generatie van morgen. Een meerwaarde die zich uit binnen een maatschappelijk kader. Wat sinds jaar en dag in een universiteit behoort tot haar core bussiness. Een pleidooi voor een verder uitwerken van een grote basis voor het begrip van Vrij Onderzoek, is hier dus zeker en vast op zijn plaats. Het is misschien een idealistische visie, maar zonder visie kan je nooit resultaten bereiken. Want zei er ooit geen rector: Niets doen is verdwijnen?

0 Comment