Boek: Identiteit en interculturaliteit – Identiteitsconstructie bij jongeren in Brussel

Door Gilbert Van Mol

Als student leerde ik VUB-filosofen Bleri Lleshi en Marc Van den Bossche kennen en via hen nog enkele schrijvers van een merkwaardig boek, dat zij samen zopas publiceerden: Identiteit en interculturaliteit – Identiteitsconstructie bij jongeren in Brussel (VUBPRESS). Ik noemde dit boek “merkwaardig” omdat het mij, die meende toch al wat te hebben nagedacht over multicultuur, terdege uit mijn evenwicht bracht. Het boek heeft uiteraard een inhoud en deelt iets mee, maar in dit geval belichaamt het boek zelf ook de boodschap die het meedeelt. Zo zegt het niet alleen dat je de theorie aan de praktijk moet koppelen, maar de schrijvers doen dit ook daadwerkelijk zelf door hun boek in te delen in drie grote delen: theorie, praktijk, en tussen theorie en praktijk.

Het boek pleit voor diversiteit en belichaamt ook zelf die diversiteit: vele verschillende schrijvers benaderen het thema vanuit even zovele verschillende invalshoeken. Er zijn dus Bleri Lleshi en Marc Van den Bossche, beiden met aandacht voor discoursanalyse en hermeneutiek; Leen De Bolle, filosofe van het verschildenken; maar ook Eric Corijn, VUB-cultuurfilosoof en Brusselkenner, en anderen, sociologen en politicologen, enzovoort. Dit feit verleent het boek zijn rijke diversiteit. En dan zijn er ook de jongeren die aan het woord komen, zowel in de film Bxl, stad zonder eigenaar als in het boek zelf waarin enkele ‘Brusselse’ jongeren binnen het kader van het project Ideaal Brussel (op touw gezet door Lleshi) samen praten over hun ideaal Brussel. Deze jongeren voelen zich thuis in Brussel precies omdat eigenlijk niemand hier écht ’thuis’ is: Brussel is van iedereen en daarom dus een ‘stad zonder eigenaar’.

Na de lectuur van dit verfrissende boek voel ik me dan ook beter dan ooit thuis in Brussel: hier ga ik nooit meer weg. En dus noem ik het boek, toch voor wat mij betreft, mooi, open en met veel frisse lucht (ja ja,zelfs rond onze Generaal Jacqueslaan). Kortom, het is de moeite waard en zowel de denkers als de sympathieke jongeren die al hun hoop en vertrouwen stellen in hun Ideaal Brussel, zullen de lezer nog lang bijblijven. Zij zijn allemaal échte Brusselaars die reflecteren over de stad die van iedereen is. Maar het meest merkwaardige aan dit boek is het schokeffect, de schok die het de lezer kan geven. Bovendien is die schok nu precies de toepassing van de theorie van de samenstellers: je moet mensen raken, destabiliseren, doen nadenken.

Met name de filosofen in ons boek gronden deze theorie in het verschildenken, dat zich afzet tegen de gesloten systeemdenkers van de Moderniteit die geen buiten kennen, en dat eigenlijk teruggaat op Nietzsche en verloopt langs de denkwegen van filosofen als Heidegger, Deleuze, Derrida en andere denkers van de openheid. Vanuit dit denken van de diversiteit ga je heel spontaan de nadruk leggen op de ontmoeting en dan zit je zo in de kern van ons boek: de interculturaliteit. Inter is veel méér dan alleen maar multi: bij multi kan je nog denken dat het gaat om verdraagzaamheid. De inter in interculturaliteit betekent veel meer: hier spreken we over interactie, over internationalisme, en zetten we ons af tegen een nationalisme, dat mensen gescheiden wil houden langs etnisch-culturele breuklijnen om op die manier  vreedzaam samen te leven.

Dan heb je het niet over de ontmoeting. Elkaar ontmoeten is heel wat anders. De echte dialoog is niet niks. De ander ontmoeten is nooit vrijblijvend. Het is zelfs gevaarlijk en kan bedreigend zijn. Want door die ontmoeting kan het vertrouwde ik ook zichzelf als een ander gaan zien, zichzelf gaan relativeren. Dat betekent dat je eigen identiteit op de helling komt: je bent niet langer ‘identiek’ met jezelf, valt niet meer samen met je vertrouwde ik, je wordt voor jezelf een vreemde, wat je altijd al evident vond is dat nu plotseling niet meer. Comfortabel is dat niet en velen zijn er dan ook bang voor: zij willen zekerheden, hoe onzeker die ook mogen zijn. Anderen, zoals de participanten met Lleshi, durven het wel. En dan kan je inderdaad schokken krijgen, zoals ik die kreeg bij de lectuur. Het is even raar, maar het betekent winst, zeker weten. Je verandert en wel in positieve zin. Wie door dit boek geraakt en veranderd is, heeft het begrepen. Dan heeft het zijn werk goed gedaan. Want pas wanneer de ander je kan destabiliseren en je in je eigen identiteit aanspreken is er sprake van ontmoeting: je voelt je onzeker maar tegelijk ook verrijkt, vernieuwd.

Gadamer spreekt over horizonversmelting. Plots ben je weer vertrokken, op naar nieuwe horizonnen. Je hebt immers andere mensen ontmoet en begrepen. Gadamer en wie zich door hem lieten inspireren, stellen al hun hoop, niet zomaar in de multicultuur als vreedzaam samenleven, met compromissen op z’n Belgisch, maar in de echte interculturele dialoog en in de ware kunst der hermeneutiek, de kunst van Hermes of de kunst van het verstaan. Dat kan slechts door de ander niet zozeer vanuit onszelf te begrijpen, vanuit onze eigen onwankelbare zekerheden, de evidenties van onze eigen identiteit en cultuur, maar vanuit het vooropgestelde gelijk van die ander zelf, zijn context, zijn waarheden en zijn evidenties. Dat is een riskant avontuur. De eigen zekerheden wankelen, zijn niet langer evident. Heilige huisjes vallen. Maar dat is een goede zaak. De waarheid is immers nooit definitief. We moeten dat onder ogen durven zien. En dan ga je jezelf bevragen. Dit kan leiden tot confrontatie. En hoe groter de diversiteit aan culturen, hoe meer kansen tot confrontatie en vernieuwing.

Aankomen met Ik ben tegen of Ik wil dat niet is even dom als zeggen dat je tegen de wereld bent of tegen het verloop van de geschiedenis. Je kan ook tegen het Belgische weer zijn; toch blijft het regenen. Die multiculturele realiteit bestrijden is onzin en tijdverlies. Wie de werkelijkheid niet wil zien of niet durft te zien droomt een gevaarlijke wereldvreemde droom. Maar moeten we nu ook bang zijn, ons vastklampen aan veilige zekerheden die er niet meer zijn? De ondertitel van de vorige Moeial luidde: Bang van Brussel? Gaan we bang zijn? Xenofoob, islamofoob, negrofoob, homofoob, wanhopig vasthoudend aan opgetrokken muren en geconstrueerde waarheden? Of gaan we de dialoog aan? Gaan we durven luisteren naar elkaar? Vaak lukt het niet maar soms wel en dan geeft het een intense voldoening, zoals blijkt uit de film en het boek. Dan bestaat de kans dat we andere mensen ontmoeten die wellicht heel wat minder anders blijken te zijn dan we eerst dachten of vreesden. We begrijpen elkaar.

Zo kunnen onze horizonnen overlappen; natuurlijk niet samenvallen maar wel een beetje versmelten. We vinden een plek van waaruit we samen verder kunnen. Dan kan onze eigen traditionele en beperkte horizon zich verruimen, zich openen en gaan we allerlei vermeende vanzelfsprekendheden durven loslaten. Maar verliezen we dan niet aan identiteit in de multicul zoals VB het noemt? Zal onze Vlaamsheid van de kaart geveegd worden? Ik denk van niet, integendeel: identiteitsconstructie gebeurt vanuit het verschil, juist niet vanuit de identiteit met zichzelf: zonder vrouwen zouden er geen mannen zijn, zonder zwarten geen blanken, alleen mensen zonder meer.

Er is geen Vlaamse essentie, er zijn geen ‘essentiële Vlamingen’: ze verschillen gewoon van niet-Vlamingen. Zo kan je in Brussel nog échter Vlaming zijn dan in Knokke. De eigenheid ontstaat uit de tegenstelling. Wat is overigens die onveranderlijke Vlaamse identiteit op zich? Het is niet simpel de grens te bepalen tussen binnen en buiten, die grens die het Vlaming-zijn bepaalt. Want er zijn ook zwarte, Turkse en zelfs Franstalige Vlamingen. Wij hebben vele identiteiten en dat maakt het ingewikkeld. En wie is Brusselaar? Trouwens, waar begint of eindigt Brussel? Daarbij komt dat we allen uniek zijn, met een eigen, unieke identiteit; en dat we voortdurend veranderen. Je moet kiezen voor veelheid, dialogeren, Socrates en Plato volgen, de grootmeesters van de dialoog. Deze filosofen vestigen al hun hoop op de mens, niet zozeer de mens als de kennisvergaarder dan wel als de homo viator, de mens op weg, de eeuwige zoeker. Echte filosofen koesteren de vraag.

De auteurs van dit boek geven geen definitieve antwoorden en eeuwige waarheden, maar zij zoeken een weg, willen ons doen denken. Hun boek nodigt uit tot debat; tot onophoudelijke confrontatie; tot genegenheid voor andere mensen, want: “Niets menselijks is ons vreemd.” Daarom raadt Gadamer aan steeds te vertrekken vanuit het gelijk van de ander en niet vanuit ons eigen gelijk. Door te luisteren neem je, zoals gezegd, meteen het risico dat die Ander ook echt gelijk heeft. Maar misschien zie je door de confrontatie dat dat nu juist niet zo is. Tijdens debatten nemen altijd wel mensen het woord die menen dat multi alleen maar stress geeft en de agressie doet toenemen.

Uit multi komen spanningen en conflicten voort, terwijl mono zo rustgevend is, zo veilig, zo beheersbaar. Binnen het “eigen volk” ben je veilig en kijk maar eens naar Kuregem of Molenbeek: daar lopen ze rond met messen en kalasjnikovs. Wie durft daar nog op straat komen? Op ’t eerste gezicht hebben de mensen die dat zeggen wel gelijk: Kuregem is Nieuwpoort niet. Maar na het lezen van dit merkwaardige boek, na het bekijken van de ontroerende film en na zoveel uren debat, begin ik daar anders over te denken. Het is raar, maar ik vind dat multicultuur, opgevat als interculturaliteit, juist veel veiliger is. Waarom denk ik nu zoiets raars? Precies omdat Brussel “een stad zonder eigenaar” is, een plek waar niemand het voor het zeggen heeft en waar je bijgevolg wel naar elkaar moet luisteren, hoe stroef dat soms ook loopt.

Zeggen dat multiculturen omwille van het multi gevaar opleveren is dwaas. Niet door hun cultuur of multicultuur worden mensen agressief maar omwille van armoede, uitsluiting, al dan niet openlijk racisme, onderdrukking, machtsmisbruik, en doelbewuste manipulatie. Agressie heeft meer met macht of onmacht vandoen dan met cultuur, taal, mentaliteit of religie, laat staan met zoiets oppervlakkigs als ras of kleur. Iemand merkte op: “In de multicultuur gelden geen regels meer. vandaar zoveel agressie en conflicten.” Maar zo werkt het nu juist niet: als de stad van iedereen is dan betekent dat voor iedereen dat niet alles toegelaten is. Ook niet “in naam der cultuur.” Geen enkele cultuur of subcultuur kan haar eigen regels volgen als die ingaan tegen het algemeen belang of tegen de menselijkheid, de universele mens in ons allemaal. Je mag niet ‘over lijken gaan’ in naam der cultuur. Wie omdat hij Brit is in België links rijdt zal botsen met de Belgen. Zo simpel is het. Er zijn steeds grenzen en dat geldt ook voor culturen. Je moet relativeren, maar niet onbeperkt.

“Maar waar beginnen dan de universele waarden?”, zal Marc vragen. Die vraag is “de prijs die we betalen voor een antie-ssentialistische denkhouding,” zegt hij. Welnu, als een boek iemand zoveel doet vragen en denken dan is het ongetwijfeld een goed boek. Dan scoort het. Dit boek doet ook zelf wat het zijn lezers aanraadt: mensen aan het denken zetten. Dat is het oude ideaal van Socrates, de man die het nooit echt met zekerheid wist en die dan maar vragen bleef stellen en iedereen het leven lastig maakte. Dat geldt evenzeer voor dit boek: het is mooi en boeiend maar ook lastig. Dat is filosofie. Het werkt verslavend. Lezen dus! En naar de debatten komen!

0 Comment