Hysteria en paternalisme: parameters van een publiek debat

In de verheven cirkels van het publieke debat, lijkt er de laatste tijd geen eind te komen aan de stroom van artikels waarin een wat surreëel debat gevoerd wordt over de toekomst van onze samenleving. Wat opvalt is het hoge fetisj-gehalte dat hier de kop op steekt. Er lijkt een niet aflatende drang om de problemen van onze maatschappij te herleiden tot enkele causale factoren. Factoren die dan liefst in de vaagst mogelijke bewoording aangeduid worden. Wanneer deze ‘gesprekken’ echter van een wat breder perspectief bekeken worden, ontdekken we een aspect dat te pas en te onpas naar voren wordt geschoven: cultuur.

Democratisch despotisme eist een democratische esthetiek

Laten we even terugspoelen naar begin dit schooljaar, toen plots een algemeen verbod op hoofddoeken in het onderwijs uit de bus viel. De reacties lieten niet op zich wachten. Verontwaardigd, venijnig, aanmoedigend … maar gezien een deftige polemiek de vader van elke verdienstelijke ideologische discussie is kunnen we hier niet om treuren.

Na het eerste, wat onverwachte schot, kwam er al snel een reactie, en niet alleen uit de te verwachten hoek. Toen aan  Walter Nonneman (Voorzitter Associatie Universiteit en Hogescholen Antwerpen, nvdr.) de eer te beurt viel om zijn academische openingsrede te geven, liet deze zich toch wel van een merkwaardige kant zien. Terwijl hij met scherp schoot over het verbod op het dragen van een hoofddoek in de GO!-scholen te Antwerpen, kon men de volgende – eerder gratuite – commentaar lezen: “We zullen er in Antwerpen – zoals in alle West-Europese steden – mee moeten leren leven dat er meer en meer kleur zit in onze medemensen.”

Deze uitspraak is een typevoorbeeld van hoe door een bepaalde groep het debat gevoerd wordt. Sommigen blijven er blijkbaar van overtuigd dat religie en etniciteit onlosmakelijk aan elkaar verbonden zijn. Deze denkfout, die ook in andere artikels over de kwestie indirect herhaald wordt, zorgt er mede voor dat het hele onderwerp in een bepaalde taboesfeer terechtkomt. Godsdienstkritiek in hetzelfde hoekje drummen als rassentheorieën lijkt nefast voor enig dialoog omtrent de seculiere staat.

De grote ironie was natuurlijk dat dit net een courante gedachte is in het discours dat het Vlaams Belang gebruikt, waarbij deze een ideologisch uitgangspunt – een religie – aan een etnische redenering koppelt. Dit bezorgt moslims dan ook bij momenten haast raciale kenmerken. Het lijkt niet aangewezen om het discours over te nemen van de partij waarop men de felste kritiek uit, tenzij men natuurlijk graag de rol van het Trojaanse paard wil spelen. Merk op dat het hier blijkbaar gaat om culturele factoren die elke zijde met ‘sensibilisering’ wil bevechten.

Geminimaliseerd paternalisme?

Interessant was ook dat amper een dag later, een hele schare Vlaamse intellectuele prominenten in De Standaard voor een andere aanpak kwamen pleiten. Men schreef: “Dit verhaal staat haaks op waardevolle Belgische en Vlaamse politieke tradities, zoals het levensbeschouwelijke pluralisme en het overlegmodel.” De paternalistische toon waarin deze verklaring verder is opgesteld loopt inderdaad over van de belgitude, maar draagt daarbuiten uiteindelijk weinig bij aan de dialoog. Laten we de moslimgemeenschap dan ook eens behandelen als een volwassen lid van de samenleving, en niet als een onmondige adolescent. Louis-Paul Boon schreef ooit: “Schop de mensen tot zij een geweten krijgen.” Ik zou daaraan willen toevoegen, schop de gemeenschap tot zij een stem krijgt. Het feit dat in deze discussie blijkbaar de gedeelde cultuur van de participanten uit elk sociaal en maatschappelijk kader werd getrokken, zodoende dat de discussie in een vacuüm terechtkwam – liefst zonder de onderwerpen ervan er werkelijk in te betrekken – lijkt weinig bevorderend. De uitzondering die zich tot de middenklasse heeft weten op te werken, en zodoende wat sociaal kapitaal bezit, ten spijt.

De islam is niet meer dan een ideologisch-levensbeschouwelijk uitgangspunt, en de discussie waar ze een stem in heeft moet uiteindelijk gevoerd worden op een niveau dat de bespreekbaarheid niet als een zinnige vraag ervaart. Deze ratio moet dan echter aan beide zijden worden aanvaard, ook door degenen die een zogenaamde ‘moedige positie’ innemen tegen de ‘politiek correcte elite’ – welke niemand echt schijnt te kunnen benoemen en waar men blijkbaar ook de impact niet van kan aanduiden. Een dergelijke invalshoek pleit voor een herdefiniëring van de terminologie waarin het debat gevoerd wordt. Dit zou ook direct de interne heterogeniteit van de islamitische bevolkingsgroep aan het licht brengen, wat zowel voor ons als voor hen het debat boven het niveau van absolute karikatuur zou kunnen verheffen. Op dit moment kan men enkel nog geeuwen wanneer het onderwerp aan bod komt.

De kleren van de keizer

Goed, kritisch staan tegenover de islam is tegenwoordig en vogue. Is het u trouwens ook al opgevallen dat, nu rechts met de economische kleren van links is weggelopen tijdens de voorbije crisis, links schijnt te reageren door dan maar met de onderbroek van rechts aan de haal te gaan? Plots nam Luckas Vander Taelen (Groen!) het op voor de Europese cultuur en waarden. Tot ieders verbazing bleek Brussel in slaap gevallen te zijn als voldane stad – waarin de bourgeoisie enkel bij momenten de naakte achterwerken van de peigne-culs uit La Montalant moesten trotseren – en wakker geworden in een middeleeuwse nachtmerrie waar men zich het leven niet veilig waande buiten de vertrouwde straten.

In deze nieuwe wereld, waarin weldenkend links zich plots verplicht ziet om een middeleeuwse mea culpa te slaan, liefst met een kat-met-negen-staarten, wordt de conversatie surrealistischer per seconde. Ook hier echter, lijkt ‘cultuur’ een interessante plaats in het debat in te nemen. Zo riep men op om de jongeren in heropvoedingsgestichten te plaatsen. Blijkbaar is criminaliteit op zich aangeleerd gedrag, dat met enkele strenge lessen – waarbij we de roede niet mogen sparen, mijnheer! – uit de misleide jongeling kan worden uitgebannen. Zerotolerance was het nieuwe modewoord, en de zo misleide ‘politiek correcte’ middens, konden niet luid genoeg hun steun ervoor betuigen. Zelfs Charles Picquet wist op La Une (Mise au point, 07/02/’10) mede te delen dat de problematiek te vinden was op het vlak van “preventie, politie en justitie.” Om dat van de PS te horen, is op zijn minst étonnant.

Gezien de grootste bevolkingsgroep in Brussel momenteel tussen de 0 en 4 jaar is, lijkt meer blauw op straat en politiehervorming eerder een pleister op de bloedende knie van de verbouwereerde middenklasse te zijn dan een werkelijke poging tot hervorming van de situatie. Wat echter interessant is aan heel de situatie, is dat het evenzeer een kwestie van cultuur is. Ook hier is het een ‘criminele cultuur’ die hervormd moet worden, en zijn er bespreekbare en onbespreekbare onderwerpen. Het is dan ook de ironie zelve dat Guy Verhofstadt van alle politieke voormannen net het perspectief tot de juiste proporties herleidt wanneer hij schrijft: “…mais nous savons bien que c’est moins l’islam qui pose problème que le manque de formation et le chômage.”(Le Monde, 11/02/’10)

Niettegenstaande de ietwat hilarisch woedende antwoorden van zij die de identiteit als het hart van het bestaan ervaren, raakt Verhofstadt hier een interessant punt aan. Ook al maakte hij deze opmerking in verband met het Franse identiteitsdebat, ze heeft wel raakpunten met de Brusselse situatie. Spijtig genoeg drijft hij de redenering natuurlijk niet door om het sociaaleconomisch systeem, waarvan hij zo’n fervente aanhanger is, als een van de causale factoren voor dit probleem aan te duiden. Idem voor Sven Gatz. Blijkbaar hebben onze liberale vrienden wel de klok horen luiden, maar weten ze de klepel niet hangen. Het is lichtelijk amusant om hun poging tot het heroriënteren van de conversatie naar de onderliggende problematiek te zien vastlopen in een angst om daar ook daadwerkelijk conclusies uit te moeten trekken. Een blind vertrouwen in onderwijs zal het niet doen.

Het grootste probleem waar we momenteel mee kampen, is dat het overgrote deel van de discussies die in onze uitgebreide publieke ruimte worden gehouden, een abstractie van het debat maken, waarbij het onderwerp volledige uit zijn betekenisgevende context wordt gerukt, om dan met een relativistische noot te worden afgesloten. We kunnen uiteindelijk pas een discussie beginnen als de onderwerpen tot hun juiste proportie teruggebracht worden, namelijk discussies over levensbeschouwelijke keuzes die slechts indirect een impact hebben op de manier waarop onze maatschappij zich tot het individu verhoudt. Elk debat lijkt zich terug te plooien op één of ander cultureel mechanisme, waarbij de macro-economische en de macro-sociale dynamiek naar de achtergrond verwezen wordt.

De Groene Amsterdammer wees er enkele weken terug op dat Wilders onderwijl de beste der Gramscianen was, en er in geslaagd was om het publieke debat zo te herdefiniëren dat we de discussie op zijn voorwaarden voeren. Als politiek links geen eigen project weet voor te stellen, zal dit per definitie niet veranderen, daar de status-quo automatisch een verrechtsing van het gesprek inhoud. Op zo’n manier blijft repressie het enige antwoord dat ingang zal vinden en blijft een structurele oplossing een verre droom. Zoals Guy Bedos schreef in 1934: “Il devient difficile d’être de gauche. Surtout quand on n’est pas de droite.”

0 Comment