’n Stan Getz voor elke gelegenheid

Twee februari 1927, Stanley Gayetsky ziet het daglicht. Later zou hij bekend worden als Stan Getz. Zijn ouders waren Oekraïense Joden, gevlucht voor de pogroms in 1904. Zijn kamervullende, vloeiende, onzuivere saxofoonklank werd door de rest benijd. En met reden. Zelf vertelde hij dat hij nooit op een bepaald soort klank had geoefend, maar dat zijn sterkte nog stamt uit de tijd dat ze in de Bronx woonden. Telkens als de buren klaagden, zou zijn moeder geroepen hebben: “Play louder, Stanley, play louder!”

Christ! Stan, seventy bucks a week! I can’t make that in two weeks. And I haven’t had a job in a month anyway.

Op school ging het vlot, dat moest van de mama. Stan probeerde verschillende instrumenten, zijn vader kocht hem eerst een klarinet, maar de jonge Getz wou een saxofoon, een tenor. Al gauw speelde hij acht uur per dag – per dag! Verschillende kleine orkesten vroegen hem, maar zijn professionele carrière begon bij Jack Teagarden in 1943, een niet onbekende naam in de big band-wereld. Als benjamin in de band werd hij door iedereen geapprecieerd, en werd hij in het artiestenbestaan ingewijd. Dankzij zijn bijzondere klank en talent (hij had een muzikaal olifantengeheugen) wist hij gemakkelijk op te klimmen en meer te verdienen dan zijn ouders tezamen. Toen hij school verliet was hij bang voor de reactie van zijn ouders, bovenstaand citaat bewijst de eerlijkheid van zijn vader. Benny Goodman, Woody Herman, ze wilden hem allemaal. Bij die laatste maakte zijn solo op Early Autumnindruk. Hij zat tevens in een succesvol sax-kwartet, met onder andere Zoot Sims, die hij later “a nice bunch of guys” zou noemen, omwille van hun grillige karakter – en heroïnegebruik.

In de jaren ’50 werd hij een van de symbolen van de Cool Jazz. Gedaan met die nerveuze swing en die chaotische bebop. Hij reisde de wereld af, overal werd hij als een held onthaald. Een tip voor de echte Cassanova: West Coast Jazz van onze Stan is de juiste keuze voor het einde van een date met een mooi glas wijn. Indien u geen succes heeft, dan … neen, dat kan niet. Rustig, muzikaal foutloos en met zijn ruige klank weet hij een heerlijk stukje sfeer te scheppen. Zijn improvisaties vloeien als wijn in het glas van uw date.

In deze periode werkt hij samen met de grootsten: Dizzy Gillespie, Roy Haynes, Oscar Peterson, Chet Baker, Gerry Mulligan, Charlie Parker, zelfs Sonny Rollins en John Coltrane (samen met hem de grootste tenorsaxofonisten). Het waren allemaal bijzondere musici, en samen met Getz gaf dit chemie. Aan het einde van de jaren ’50 – onverslaanbaar in de beruchte Down Beat-polls – woonde hij een tijd in Denemarken, maar zijn collega’s in de VS waren met nieuwe zaken bezig, Getz geraakte achterop. Coltrane wist de nummer één te worden. De modal jazz van Miles Davis bracht nieuwe ideeën op de jazz-scène.

I just wanted to play music.

Laten we even een sprong in de tijd maken. Het beste moest voor Stan nog komen: de sixties. Jazz was intussen meer en meer underground geworden, het was geen popmuziek zoals het dat was geweest in de jaren ’30 en ’40. Alleen echte jazz cats luisterden er nog naar, de hoogdagen waren voorbij. Niet op muzikaal vlak, want het was een bruisende periode voor de jazz. Getz probeerde nog enkele combo’s samen te stellen aan het einde van de jaren ’50, maar die werden nauwelijks opgemerkt.

Tot hij met Charlie Byrd, gitarist, Bossa Nova nova begon te spelen. Een mengeling van jazz en Braziliaanse muziek. Eerlijkheidshalve moet ik toegeven dat woorden mij tekortschieten om deze zalige muziek te beschrijven – of mijn woordenschat is gewoon gebrekkig. Uw vader heeft wellicht zijn eerste liefje op The girl from Ipanema gekust. Stan Getz bracht jazz weer onder de mensen, dit, in 1962. “Te commercieel”, verwijtten sommige critici hem. Hij vond het gewoon mooie muziek.

Getz plays Jobim: the girl from Ipanema is de meest geschikte plaat om van een caïpirinha te genieten op het strand. En o wat is ze mooi, dat meisje van Ipanema. De Moeial geeft u hier een reuzetip. Bij het horen van deze tunes glijden kleren als het ware vanzelf af. Antonio Carlos Jobim was zowat de bekendste Bossa Nova-componist, als muzikant was hij sierlijk op de gitaar en eenvoudig op de piano. Zijn deuntjes worden nog dagelijks gedraaid en door fans gretig beluisterd. Voor verschillende liedjes uit deze periode won hij, al dan niet met Stan Getz, grammies. Dit waren de laatste jazznummers die de top 10 gemakkelijk binnendrongen, en dat tegen bands als Rolling Stones, The Beatles en The Beach Boys. Getz liet Bossa Nova nooit echt los. Hij speelde met Luiz Bonfa, Gary Burton, Cal Tjader, Joao en Astrud Gilberto. De verschillende albums zijn stuk voor stuk het beluisteren waard. De Down Beat-polls glunderden weer met zijn naam.

I listen to that record and feel proud.

We zijn terug in 1961. De dag dat het album Focus werd afgerond speelde Getz in een bar die haar deuren heropende, samen met Sonny Rollins, die andere saxofoonkolos. Na zijn tweejarige afwezigheid op de jazzscène had Rollins een volledig nieuwe stijl ontwikkeld. Getz verloor de imaginaire battle, niemand luisterde naar hem, Sonny Rollins was terug. Maar Getz had juist een van zijn beste platen afgerond. Focus is een geweldig experiment, Third Stream Jazz. Niet gemakkelijk te omschrijven, iets tussen jazz en klassiek. In de praktijk ging het er zo aan toe: een heel orkest en Getz. Niets nieuws hoor, Charlie Parker was de eerste die dit probeerde, maar dat was jazz met een klassiek orkest. Focus is een uniek album in alle betekenissen van het woord – ‘uniek’, niet ‘album’, dat zou immers geen steek houden.

Een klassiek componist, Eddie Sauter, schreef enkele stukken en de afspraak was dat Getz over de muziek heen zou improviseren. Magistraal. Er is enige controverse over de manier van opnemen, maar dat neemt niets van de sublimiteit weg. Afwisselend wild en agressief interageert hij met de strijkers en harpen, die tokkelend, strijkend of staccato hun eigen ding doen. Dit album is een must, het gezang van Getz op z’n best, de natste saxofoonklank ooit. Bij een heerlijk koel bruin bier komt dit album het best tot z’n recht. Dit album kreeg echter niet de aandacht die het verdiende, het experiment werd zwaar onderschat door critici. Zijn eigen Girl from Ipanema blies het weg in de hitlijsten. Andere geweldige platen van het combo Getz-orkest zijn Reflections en What the world needs now, zacht, dromerig, wonderbaarlijk om te gaan slapen.

Stan, you know what we do, we color this world. If we weren’t around, people like us, the world would be all gray. – Nate Oliveira

Doorheen de jaren ’60 en ’70 was Getz een graag geziene gast in het Witte Huis. In Australië en India lieten meisjes het bewustzijn, mensen bleven urenlang voor hem aanschuiven en in Zuid-Afrika eiste hij om voor gemengd publiek te spelen – en dat onder het Apartheidsregime. Hij speelde met de grootsten, niet zo lang geleden was een van zijn concerten nog te zien op BBC 4. Een muzikant als Getz gaf niet alleen kleur aan de wereld maar hij durfde ook al eens een straffe stoot uit te halen. Op een zatte avond in november op een van zijn vele wereldreizen wedde hij met z’n vrienden dat hij de Thames kon overzwemmen. Lachend liepen ze tot de oevers, de inzet werd hoger en hoger. Getz sprong in het water, geschrokken als ze waren liepen zijn vrienden naar een politieagent die toevallig in de buurt was. Blijkbaar geloofde deze de twee dronken Amerikanen niet, dus namen ze een taxi naar de dichtste brug – ze zaten ergens op het platteland. Doorweekt vroeg Getz: “What took you guys so long?”

De jaren ’70 brachten nieuwe fusions. Samen met Chick Corea en Stanley Clarke zocht hij nieuwe oorden op, elektrische en funk jazz waren de ruimere horizonten. Nerveus, experimenteel en helemaal met zijn tijd mee waren deze samenwerkingen zeker. Andere artiesten bleven in hun stijl steken, maar net zoals Miles Davis toonde Getz zich flexibel in zijn doen, zij het niet met hetzelfde succes als Miles. La fiesta was zeker een bewonderenswaardig nummer uit deze periode. Misschien een aanrader bij afwezigheid van beter.

It’s nice to see how normal people live. This is my chance to stay sober.

In de eighties keerde Getz na zijn lange omzwervingen terug naar zijn roots: Bossa’s en Ballades. Eindelijk clean, na jaren in en uit detox en de AA. Stan Getz had eindelijk de sereniteit gevonden die hij nodig had. Hij had niets van zijn genialiteit verloren, zijn zinnen bleven even sober en technisch correct. Zijn klank stond er nog steeds. Een van zijn laatste albums, Bossas and Ballads. The lost sessions, geeft de essentie weer. Samen met zijn muzikale wederhelft, Kenny Barron, blaast Getz als oude man nog een laatste keer subliem op zijn horn. Op deze schijf valt enige vermoeidheid terug te vinden, Getz was zwaar ziek. Op 6 juni 1991 zag hij nog een laatste keer de zon opkomen in Malibu, California.

Steeds origineel in zijn fraseringen, zijn klank behoudend, rustig kabbelend, ruw, verrassend bij momenten en gewoon schoon. Stan moest het nooit hebben van technisch onmogelijke huzarenstukjes, hoewel hij dat wel kon. Getz smeet wel al eens met korte, sneller-dan-zijn-schaduwimprovisaties, maar hiermee uitpakken zoals de rest dat deed, nooit. Bossas and Ballads is voor die bijzondere momenten, om het op z’n Toots te zeggen: “I feel best in that little space between a smile and a tear.”

0 Comment