Gilbert Shelton is alive and living in Paris

Gilbert Shelton (Austin, 31 mei 1941) was – en is – één van de populairste stripauteurs die voortkwamen uit de Amerikaanse counterculture van de sixties. Voor zij die nog nooit van hem gehoord hebben, Shelton is de geestelijke vader van strips als Wonder Wart-Hog, The Fabulous Furry Freak Brothers, Fat Freddy’s Cat en Not Quite Dead. Strips met een wereldwijde en langdurige populariteit, zeker The Fabulous Furry Freak Brothers, ook al blijft die toch beperkt tot een ietwat selecte groep van comic book aficionados. Sheltons’ aandacht voor details en de ingewikkelde verhaallijnen hebben hem zelfs vergelijkingen met groten als Hergé opgeleverd. In het volgende artikel tracht ik het leven en werk van Shelton op een ietwat leesbare wijze uit de doeken te doen.

Volgens Shelton stond het altijd al min of meer vast dat hij striptekenaar zou worden. Al van toen hij vijf jaar oud was, kopieerde hij figuren uit de stripreeksen die in de lokale krant verschenen (zoals Dick Tracey). Het zou echter duren tot 1971 eer hij de nood zou voelen om volledige verhalen te publiceren. Initieel ging zijn interesse vooral uit naar korte krantenpublicaties. Shelton ontwikkelde zijn stijl dan ook deels door het bestuderen van de funnies, deels door het bestuderen van de illustraties in de The New Yorker, waarvan zijn buren een grote ingebonden collectie hadden. Zo publiceerde bijvoorbeeld Virgil Partch – een populair en invloedrijk auteur met creaties zoals Big George, waarvan Shelton naar eigen zeggen echter geen fan is – op dat moment in The New Yorker. Hij zou een groot voorbeeld voor de jonge Shelton worden.

Ondanks deze vroege interesse spendeerde hij zijn lagere en middelbare schooltijd in een public school en niet aan een gespecialiseerde kunstschool. Zijn middelbare school had echter wel een cartoonists club waar Shelton dan ook gretig aan meewerkte. Een van zijn eerste personages die een publiek leven zou gaan leiden, ontwikkelde hij rond deze tijd: Poddy. Gewapend met dit personage ging hij algauw de lokale reclameborden te lijf en ontpopte zich tot een adbuster avant la lettre. Poddy, vergezeld van de slogan Poddy rules the world!, werd zo alomtegenwoordig dat de reclameborden algauw blanco gelaten werden. Dit bezorgde de jonge auteur natuurlijk enkel nog meer ruimte voor zijn vandalenstreken.

Eind jaren ’50, terwijl hij aan de University of Texas studeerde, liet Shelton voor het eerst artistiek van zich horen in een van de lokale universitaire studentenpublicatie. Texas Ranger was op dat moment een redelijk populair humormagazine waaraan ook andere latere grote namen meewerkten, zoals Frank Stack, die tijdens het academiejaar ’58-’59 hoofdredacteur van dit magazine was en later de auteur van wat gezien wordt als de eerste underground strippublicatie ooit: The Adventures of Jesus.

Na zijn studies verhuisde Shelton begin jaren ’60 naar New York. Werk was moeilijk te vinden, zijn opleiding had vooral uit geschiedkundige vakken bestaan, maar daar was op dat moment amper vraag naar. Zijn tijd bij Texas Ranger had hem echter een aantal contacten bezorgd in de uitgeverswereld en hierdoor kon hij uiteindelijk dan toch aan de slag als adjunct-redacteur bij twee automagazines in New York. Deze connecties hadden waarschijnlijk nooit volstaan om werk te vinden, maar zijn grootste geluk was dat de Sovjet-Unie net op dat moment besloot om West-Berlijn hermetisch af te sluiten. De crisis in Berlijn had tot gevolg dat reservisten – waaronder de hoofdredacteurs van beide bladen – massaal werden opgeroepen.

Van de magazines zelf had hij dan wel geen hoge pet op (voor hem waren dat immers maar flauwe derivaten van de Hot Rodmagazines van LA; in zijn eigen woorden: “What do they know about cars in Manhattan?”) maar het was voor hem wel een geweldige opportuniteit om zijn tekeningen heimelijk in beide publicaties te verwerken. Gezien de lezersbijdrages in zijn ogen zo ongelooflijk slecht waren, schreef hij de magazines bijna volledig zelf. Het bloeiende literaire leven in New York stelde hem in deze periode ook in staat om, via oud-collega’s van zijn tijd bij Texas Ranger, contacten te leggen met de staf van Help!, een satirisch magazine waar vele latere prominente artiesten aan meewerkten (zoals Harvey Kurtzman, Terry Gilliam en Chuck Alverson). Dit zou hem bij zijn grote doorbraak eind jaren ’60 nog van pas komen.

Gilbert Shelton     © entrecomics.com

Wonder Wart-Hog

Tijdens dit verblijf in New York ontstonden de blauwdrukken voor Sheltons’ eerste personage dat nationale faam zou verwerven binnen de comix-scène in de VSA: Wonder Wart-Hog. In een later interview liet hij zich zelfs ontvallen dat hij zich nog altijd kan herinneren waar hij het personage exact had bedacht. Voor de geïnteresseerden: op het kruispunt van de Avenue of the Americas en 45th Street. Het idee achter Wonder Wart-Hog was het parodiëren van Superman en het hele superheldengenre. Shelton was zeker niet de enige die op dat moment met dat idee rondliep, maar Wonder Wart-Hog was wel zonder twijfel één van de allereerste parodieën op het genre. De eerste verhalen van Wonder Wart-Hog verschenen in het nieuw opgerichte tijdschrift Bacchanal, dat overigens maar twee nummers zou publiceren, in maart en april ’62. Deze studentenpublicatie werd in Austin opgestart door een aantal voormalige medewerkers van Texas Ranger. Het magazine had een groot deel van zijn voormalige staf aan de deur gezet wegens het verwerken van obsceniteiten in artikels en illustraties. Bacchanal zelf was dan wel geen lang leven beschoren, maar voordat het magazine over de kop ging slaagde het wel om Wonder Wart-Hog voor te stellen aan een groter publiek.

Eind ’62 keert Shelton terug naar Texas waar hij zich, voornamelijk om aan de oorlog in Vietnam te ontsnappen, inschreef voor een kunstopleiding aan de voornoemde University of Texas. Gedurende deze periode werd hij ook benoemd tot hoofdredacteur van de Texas Ranger, dat rond dat moment de piek van zijn populariteit kende en een oplage had van om en bij de 12.000 exemplaren. Aan Texas University studeerden toen trouwens nog andere legendarische figuren van de jaren ’60. Zo was Shelton tussen ’62 en ’64 goed bevriend met niemand minder dan Janis Joplin. Naar verluidt raadde hij haar toen zelfs aan om dat puristische folkgedoe te laten vallen en iets met rock en blues te doen. Het zou dan wel nog een tijd duren eer ze dit advies aannam, maar de rest van het verhaal kent u waarschijnlijk wel.

Na twee jaar liet Shelton zijn kunstopleiding voor wat het was en werd hij in ’64 toch nog opgeroepen voor een tour of duty in Vietnam. Tijdens het medisch onderzoek speelde hij echter open kaart over zijn gebruik van psychedelische drugs zoals LSD en mescaline en werd navenant medisch onfit verklaard. Hierdoor ontsnapte hij aan een militair conflict dat langzamerhand uit de hand begon lopen. In zijn eigen woorden: “I was glad to get off the hook. Vietnam was really heating up by this time. I thought I was doomed.” Opgelucht dat hij zijn leven niet zou beëindigen in een rijstveld nabij Khe Sanh, begaf hij zich richting Cleveland waar zijn vriendin Pat Brown ingeschreven was aan de Cleveland Art Institute. Hier probeerde hij werk te vinden bij de American Greeting Card Company, waar collega Robert Crumb zijn reputatie had gevestigd. Voor hem hadden ze echter geen plaats, en dus pendelde hij de volgende jaren voornamelijk heen en weer tussen Austin, Cleveland en New York.

In Austin werd hij benoemd tot art director van de Vulcan Gas Company, de Filmore van Austin. Aldaar tekende hij, samen met Jim Franklin, vooral posters in de stijl van Victor Moscoso en Rick Griffin. Deze jaren leverden echter vooral commercieel gedoemde projecten op, zoals Wonder Wart-Hog Quarterly. Van dit magazine werden maar liefst 140.000 exemplaren per oplage gedrukt, maar na vier edities ging zijn drukker echter tenonder. De kosten hadden hier waarschijnlijk toe bijgedragen, gezien van elke editie slechts zo’n 40.000 exemplaren uiteindelijk verkocht raakten.

Fabulous Furry Freak Brothers

Fabulous Furry Freak Brothers    

In de winter van ’67-’68 zagen dan uiteindelijk de Fabulous Furry Freak Brothers het licht. Shelton beweert dat hij het idee kreeg na een filmavond in de Vulcan Gas Company in Austin. Op die bewuste avond draaide er eerst een Marx Brothers, en daarna een Three Stooges. Shelton raakte overtuigd dat hij dit ook wel kon en combineerde de twee. Samen met een bevriende filmstudent begon hij aan de opnames voor een vijf minuten durende kortfilm met als titel The Texas Hippies March on the Capitol. Voor de bijbehorende poster tekende hij ook een stripverhaal, het allereerste avontuur van de Freak Brothers. De film zelf kreeg ondermaatse reacties, het bleek vooral de strip te zijn die het publiek kon smaken. Mede hierdoor besliste Shelton dan om zich volledig toe te leggen op het schrijven en tekenen van comix.

In ’68 publiceerde hij Feds ‘N’ Heads, een eenmalige uitgave die, naast Wonder Wart-Hog, ook het eerste volledige verhaal bevatte van de Fabulous Furry Freak Brothers. Vooral deze drie personages, Fat Freddy Freekowtski, Freewheelin’ Franklin en Phineas T. Freakears, zouden de basis leggen voor zijn nog altijd niet aflatende populariteit. De verhalen van de Freak Brothers centreren zich rond het gebruik en de aankoop van allerhande illegale genotsmiddelen, voornamelijk marihuana.

De Freak Brothers waren voor Shelton echter voornamelijk een vehikel om het verhaal te vertellen, en tegelijkertijd een maatschappijkritische visie aan de man te brengen. Zowat iedereen moet er aan geloven: de overheid, politici, religie maar ook de hippies zelf en de contradicties die bestonden tussen de realiteit en het ideaal waar ze zogezegd voor stonden. Misschien had dit te maken met het feit dat Shelton, zo verklaarde hij later, te oud was om een hippie te worden, maar te jong was voor een beatnik. Het trio zou trouwens als inspiratie dienen voor Cheech & Chong toen ze hun overbekende wietsmorende personae ontwikkelden. De serie legde zich alleszins niet toe op de laagste gemene deler. Naast de alomtegenwoordige verwijzingen naar drugs en counterculture slopen ook Kulturele verwijzingen overal de serie binnen, van Déjeuner sur l’herbe tot Ulysses van James Joyce. Zo is ook het vervolgverhaal The Idiots Abroad een hedendaagse herwerking van Voltaires Candide.

Te oud om een hippie te worden, te jong voor een beatnik

Grateful Dead – Shakedown Street    

Obsceniteit

Eind jaren ’70 breidde de Freak Brothers uit naar Groot-Brittannië. Na vele problemen met de Britse douane, die de strips frequent in beslag nam als zijnde uitlopers van de drugscultuur en dus ongeschikt voor verkoop, vroeg de uitgever Hassle Free Press – tegenwoordig Knock About Comics – een licentie aan om zelf de Freak Brothers te kunnen publiceren in het VK. Hoewel daarmee het importprobleem van de baan was, waren de echte problemen nog maar net begonnen. In 1982 kreeg Hassle Free Press een rechtszaak aan zijn been wegens obsceniteit. Een Brits MP had enkele van hun strips bij zijn zoon gevonden en vond ze ongehoord. De rechtszaak zou uiteindelijk twee jaar duren. In de tussentijd werden de strips in beslag genomen en verzegeld opgeborgen.

Hassle Free Press won uiteindelijk de rechtszaak, maar was wel enorm veel geld kwijt. De gouden jaren van de ondergrondse strip waren intussen voorbij. In de VS ging het ook achteruit met de verkoop. Een belangrijke reden hiervoor was de vervolging van headshops door de Amerikaanse regering onder Nixon. Deze winkels verkochten naast comix voornamelijk tabaksparafernalia, natuurlijk bedoeld voor uw illegale rookwaren. De verkoop van stripboeken in deze winkels werd door de regering-Nixon aangegrepen als een teken dat de winkels kinderen aan de drugs probeerde te krijgen en een extra reden om ze te sluiten. Gezien de tabaksartikelen meer geld opleverden dan de comixverkoop, werd dat laatste maar uit de winkel verwijderd.

Maintenant

Doorheen de jaren ’80 verschenen de Freak Brothers nog frequent, maar eind jaren ’80 begon het aandeel van Shelton sterk te verminderen en liet hij het werk voornamelijk aan Paul Mavrides over. In 1988 begon Shelton samen met de Franse auteur Pic een nieuwe serie, getiteld Not Quite Dead, een strip over een disfunctionele rockband in de harde wereld van de muziekbusiness die nooit echt doorbreekt. Hij ontmoette Pic op het Franse stripfestival van Angoulême en de artistieke samenwerking was direct een voltreffer. Deze serie gaf hem ook het gewenste excuus om zijn biezen te pakken en de VS te verlaten. Hij woont momenteel in Parijs, waar hij nog altijd werkt en publiceert. Shelton is niet alleen, ook Robert Crumb en Frank Stack wonen momenteel in Frankrijk, waar tegenwoordig de nieuwste nummers van Zap Magazine in elkaar gejammed worden.

Feds ‘N’ Heads verscheen in een oplage van 3000 exemplaren, en net als Robert Crumb met zijn Zap Comix stak Gilbert Shelton zijn publicatie volledig zelf in elkaar. Gedrukt in de garage van een vriend niette hij ze eigenhandig in elkaar en verkocht ze spreekwoordelijk vanuit zijn kofferbak. Enkele honderden exemplaren raakte hij al in Austin kwijt, waarna hij nog met de auto een tocht naar San Francisco ondernam om daar de resterende edities aan de man te brengen, of in één geval zelfs te ruilen voor een uiteenvallende 1960 Chevrolet.

Het volgende jaar verhuisde Shelton met een aantal vrienden naar San Francisco. Ze legden hun geld samen, kochten een kleine drukpers en begonnen hun eigen bedrijf: Rip Off Press. Het oorspronkelijke idee was om posters te blijven maken, zoals Shelton in Austin had gedaan. Uiteindelijk bleek de kwaliteit van het drukwerk ondermaats te zijn voor commerciële posters, goedkope comix echter kon de drukpers met gemak aan. Rip Off Press zou nog een belangrijke rol spelen binnen de ondergrondse scène van San Francisco. Shelton zelf raakte echter al snel het wereldje van het publiceren en drukken beu en vertrok weer richting New York. In de jaren ’70, na een korte stop in Venice (Californië), belandde hij weer in San Francisco en publiceerde hij er regelmatig nieuwe episodes van de Freak Brothers in samenwerking met Dave Sherdian (1974-1982) en Paul Mavrides (vanaf 1978). Deze werden zowel gepubliceerd door Rip Off Press als in illustere magazines als Zap ComixPlayboyHigh Times en natuurlijk een hele rits van ondergrondse kranten. In 1978 deed hij ook nog de illustraties voor het album Shakedown Street van de Grateful Dead.

Te oud om een hippie te worden, te jong voor een beatnik

0 Comment