Dossier Rectorverkiezingen 2008

Dubbelinterview met kandidaten De Knop en Cornelis

In mei wordt de uitslag van de Rectorverkiezingen 2012 bekendgemaakt. Paul De Knop, huidig rector, is de enige kandidaat. Het is dan ook een ideale gelegenheid om enkele artikels uit ons archief van onder het stof te halen. We kijken terug naar de rectorverkiezingen van vier jaar geleden, toen De Knop, destijds decaan van de faculteit voor Lichamelijke Opvoeding en Kinesitherapie, het opnam tegen Jan Cornelis, in die tijd vicerector Onderzoek onder rector Ben Van Camp en voorzitter van de vakgroep Elektronica en Informatica in de faculteit Ingenieurswetenschappen.

Door Daniël van der Meer en Piet Van de Velde

In de vorige Moeial kon u uw eigen rectoraat samen stellen. Hierop kregen we al van verschillende in hun eer gekrenkte VUB-coryfeeën gepikeerde vragen over de redenen van hun absentie in de lijst. Bij deze, u was niet goed genoeg. De rectorverkiezingen gaan tussen Jan Cornelis (vicerector Onderzoek) en Paul De Knop (decaan Lichamelijke Opvoeding en Kinesitherapie). De uitslag zal 9 mei bekend worden gemaakt. Tijdens twee publieke debatten (28 en 30 april) kunt u de twee kandidaten nog eens aan de tand voelen teneinde een goed-overwogen keuze te maken. Niet dat elke student kan stemmen (enkel die in de Raad van Bestuur en in de Faculteitsraden), maar toch; slijp uw geest en wees waakzaam, er staan veranderingen voor de deur. In dit dubbelinterview spreken Cornelis en De Knop over de alliantie met Gent, de identiteit van de VUB, de rationalisatie van het hoger onderwijs en de organisatorische structuur van onze unief. Ook vroegen we ze een themesong te kiezen die hun kandidatuur op muzikale wijze karakteriseert. Na veel gezucht kwamen beide heren aan het einde van interview tot een antwoord.

de Moeial: Laten we vriendelijk beginnen; wat ziet u als de grootste kwaliteit van uw collega?

Paul De Knop: Eerst en vooral; ik apprecieer Jan zeer. Gedurende acht jaar heeft hij hard gewerkt in het rectorencollege, en heeft hij een performante onderzoekspoot opgezet. Zijn grootste kwaliteit is zijn ervaring; hij is betrokken geweest bij alle onderhandelingen en hij kent de interuniversitaire verhoudingen goed. Ik denk dan ook dat Jan een goede rector zou zijn.

Jan Cornelis: Pauls grootste troef is ondubbelzinnig zijn managementskwaliteit. Omdat hij niet in het centrale beleid zat, heeft hij minder de kans gehad om te laten zien wat hij kan. Maar de voorstellen die Paul heeft ingediend waren altijd heel helder. Hij beschikt zeker over goede managementcapaciteiten.

En dat zou van hem een goede rector maken?

Cornelis: Dat zou hem inderdaad een goede rector maken. We hebben het daar onderling al over gehad, en we vinden ons allebei wel geschikte kandidaten.

De Knop: Het is ook goed dat er twee kandidaten zijn; dat stimuleert het debat. Wie het ook wordt, die komt er versterkt uit.

Alliantie

Een groot punt van verschil is de alliantie met Gent. Meneer Cornelis, u had een grote rol in de onderhandelingen en meneer De Knop, u had meerdere malen commentaar op de besluitvoering, met name op de 500.000 euro per jaar, die u in uw ogen te laag zou zijn.

De Knop: Ik heb wel wat meer commentaar gegeven. Maar ja, ik heb ettelijke keren gezegd dat die som te laag is. Vooral omdat ik weet hoe men in Gent het principe van de alliantie heeft verkocht. Men heeft daar gezegd: “We worden de grootste onderzoeksruimte van Vlaanderen, we hebben een poot in Brussel, en we kunnen daarmee de concurrentie met Brussel wat afzwakken.” Dan vind ik 500.000 euro de komende vijf jaar maar mager. Het is de verdienste van het rectorencollege dat het de mogelijkheid tot een alliantie heeft geopend. Ik vind alleen dat het te weinig besproken werd, dat het te snel gecommuniceerd is, kortom; dat het te snel is gegaan, en uiteraard dat die som te laag is. Het allerbelangrijkste bezwaar dat ik echter heb, is de perceptie die de alliantie bij studenten, media en ouders teweegbrengt. In de hoofden van de mensen leeft al dat we “gefuseerd zijn”. Er is alleszins veel onduidelijkheid over. Gaan we bijvoorbeeld de gezamenlijke opleiding Wiskunde met de Universiteit Antwerpen nu opdoeken of niet? Zelfs Alain Verschoren, de nieuwe rector van de Universiteit Antwerpen en een goede vriend van me – we hebben samen in de schoolbanken van het KA Antwerpen gezeten – zit met zulke vragen. Voor mij geldt in elk geval dat ik niet al mijn eieren in de mand van Gent leg.

Cornelis: Je hebt een aantal punten aangehaald waar ik het fundamenteel mee oneens ben. Ik was hoofdonderhandelaar bij de alliantie met Gent en ik ben trots op het behaalde resultaat. Ten eerste, die 500.000 euro; ik had gehoopt twee miljoen te bereiken, maar dat is helaas niet gelukt. De voornaamste reden is dat Gent een pluralistische universiteit is met een zeer sterke en conservatieve CD&V-vleugel. We hebben ze wel kunnen overtuigen van de win-win gevolgen van een alliantie, maar we konden ze natuurlijk ook weer niet bruuskeren. Verder is die som voor mij niet zo belangrijk. De grootste verwezenlijking is dat we bij gezamenlijke diplomering vergoed worden à rato van het aantal studiepunten dat we leveren in die programma’s. In de onderhandelingen zien we dat wij met de VUB ongeveer voor eenderde van de studiepunten gelden. Dat is een financieringsstroom die veel groter is dan die 500.000 euro. Communicatie rondom de alliantie is inderdaad belangrijk. Daar is nu een Gents-Brussels team mee bezig. Die zal er vooral op gericht zijn om de meerwaarde van de alliantie aan te tonen. Zo kan een student zijn volledige opleiding in Brussel volgen, die garantie is er, en de alliantie voegt daar extra mogelijkheden aan toe. Die keuzemogelijkheid is een van de voordelen van zo’n alliantie.

De Knop: Jan, zeg mij eens de situatie binnen vijf jaar: je hebt nu een groot bedrijf dat zich associeert met een klein bedrijf dat afhankelijk is van het grote. Wie of wat zal er dan gaan overblijven? Er wordt niet gezegd dat dat kleine bedrijf slecht werkt, integendeel, want anders zou dat grote bedrijf niet eens geïnteresseerd zijn… Mijn broer is merger in banken. Die zijn geïnteresseerd in het overnemen van kleinere concurrenten die goed draaien. Dan is de vraag: wat wil ons personeel, wat willen onze studenten? Willen wij in een groter geheel in Gent zitten? Dat de mensen vragen hebben, is toch logisch?

Cornelis: Ik geef toe dat die dialoog met de universitaire gemeenschap te laat is gekomen. Een open dialoog in alle richtingen staat voorop in mijn programma, en zal een belangrijk aandachtspunt zijn als ik verkozen wordt. Ik heb erg genoten van de dialogen met de overlegstructuren, toen we onze informatieronde deden. Dat zou ik graag op periodieke basis willen organiseren. Gebouw ‘M’ mag niet in een ivoren toren zitten, en dat er meer aandacht had moeten gaan naar interne communicatie, daar neem ik als lid van het huidig beleid een deel van de verantwoordelijkheid voor. Ik denk dat we die communicatie in dit rectoraat wat verwaarloosd hebben, mede door de zeer drukke agenda’s. Verder lijkt het of ik de stem van Oosterlinck (voorzitter van de Associatie Leuven, red.) hoor in jouw verhaal, Paul. Voor mij gaat die analogie van universiteiten en bedrijven maar tot op zekere hoogte op.

De Knop: We zijn misschien geen bedrijf in de ware zin van het woord, maar in de feiten zijn we wel een bedrijf. We hebben immers veel personeelsleden en klanten. Waarom zou een student zich nog inschrijven in Brussel als het in Gent goedkoper is of als men daar meer te bieden heeft? Die perceptie is heel belangrijk. Bij de beleidsmakers van het ministerie van Onderwijs leeft nu al de gedachte van ‘twee-en-een-halve’ universiteit. Als de VUB dan opgaat in Gent, is dat precies wat ze willen. We moeten dus duidelijk maken waar we echt voor staan.

Identiteit

Wat verwacht u dat de weerslag van de alliantie zal zijn op de eigenheid van de VUB?

De Knop: Dat zal een enorme uitdaging worden. Actief pluralisme wordt nu al geassocieerd met de Universiteit Antwerpen, niet meer met de VUB.

Cornelis: De VUB staat nog altijd voor een progressief maatschappijbeeld. Vrij onderzoek is toch iets waar onze vorsers waarde aan hechten, en we moeten het meer propageren. Elke universiteit zegt aan vrij onderzoek te doen, maar toch is er een verschil in de manier waarop wij dat implementeren, in een perspectief van vrijzinnig humanisme, en waarop anderen dat doen. Door de alliantie met Gent gaan we lesgeven aan veel meer studenten. Voor mij is dat een uitgelezen gelegenheid om ons gedachtegoed te illustreren; het is een nieuw publiek dat je daar kunt aanspreken. Als we dat goed doen, gaat daar ook een wervende kracht van uit. Eens de studenten op onze campus zijn, neem ik, over het algemeen, tevredenheid waar. Het probleem is om ze zover te krijgen dat ze zich inschrijven en in contact komen met onze campuswerking. Wat ik wil restaureren is de community building. Naar aanleiding van de discussie rond Mieke Van Hecke (directeur-generaal van het Katholiek Onderwijs, die in een interview zei het normaal te vinden dat zij haar scholieren niet informeert over het studieaanbod van de VUB, omdat deze waarden ‘haaks staan op die van het katholieke onderwijsnet’, red.) gebeurde dat spontaan. Voor het opiniestuk van Paul verscheen (‘De onderwijsongelijkheid van Mieke Van Hecke’ –DM 12/12/07, red)], waren er al verschillende andere gezamenlijk geschreven stukken gepubliceerd door proffen aan de VUB. Dat was eigenlijk geïnitieerd door mij. Ik heb een aantal opiniestukschrijvers wakker gemaakt en er werd een gemeenschap gevormd. Dat soort communities wil ik aanmoedigen rond verschillende andere thema’s die leven bij de VUB medewerkers. Voor mij is dat de eigenheid van de VUB. De VUB wordt gemaakt door de kwaliteit en het initiatief van haar medewerkers; die kun je niet centraal opleggen, enkel ondersteunen.

Cornelis: “Overleven is een verworven feit; de kwaliteit van het leven, daar moeten we voor vechten.”

De Knop: Inderdaad, maar dan moet je dit wel bevragen! Trouwens, is er vanuit het rectoraat een parlementaire vraag geïnitieerd bij de kwestie Van Hecke?

Cornelis: Nee.

De Knop: Vind je dat dat kan? Hoe vertaal je naar je studenten, personeel en ouders dat Mieke Van Hecke als een solo slim verkondigt dat men voor de VUB geen reclame mag maken? Ik vind trouwens dat Frank Vandenbroucke daar op een tsjevenmanier omheen is gegaan. Hij had haar openlijk moeten terechtwijzen. En wij hebben ook niets gedaan. We zijn te braaf geworden. We moeten terug durven uitkomen voor onze waarden, voor onze universiteit.

Was die stilte een bewuste keuze van het rectoraat?

Cornelis: Alle lezersbrieven in alle kranten lieten zien dat we in dat debat de sympathie unaniem aan onze kant hadden. Daarom hebben we inderdaad met het rectoraat besloten om daar niet officieel op in te gaan. We konden geen betere reclame hebben dan de uitspraak van Van Hecke zelf.

Rationalisatie

Meneer De Knop, u heeft het gevoel dat er niet voldoende tegen de wil van Vandenbroucke wordt ingegaan.

De Knop: Ja, dat vind ik. Met de alliantie en met de rationalisatiecommissie (ook wel: Commissie-Soete, bestaande uit (vice)rectoren, waaronder Van Camp. De commissie heeft een advies aan de minister gegeven over het ‘overaanbod’ van bepaalde opleidingen en de ‘rationalisatie’ daarvan. Voor de bacheloropleidingen worden normen van een minimumaantal studenten opgelegd; degenen die dat niet halen, zijn voorlopig ‘knipperlichten’, red.) hebben we ons gevoegd naar de grillen van de minister. We hebben onvoldoende politieke druk uitgeoefend op Vandenbroucke.

Cornelis: Ik kan alleen maar zeggen dat er heel scherp tegen zijn wil is ingegaan. Je kunt alleen niet “spelen” met een instituut als de VUB, met al zijn werknemers. Als je in het beleid zit, neem je soms andere keuzes dan wanneer je niet in het beleid zit. Je kunt niet altijd je universiteit zelf op het spel zetten – al gaat dat om het verschil tussen ‘leven en overleven’, zoals onze rector het heel goed heeft verwoord in een interview met De Morgen. “Overleven” is een verworven feit; de kwaliteit van het leven, daar moeten we voor vechten.

Hij is en blijft een arts…

Cornelis: Ja, de analogie is zeer goed gekozen. Daar gaat het debat over. We willen niet bestaan om te zieltogen. (tegen De Knop) Als je verkozen wordt en in het beleid terechtkomt, dan kun je niet dezelfde risico’s nemen als je vanuit een oppositiestandpunt doet.

De Knop: Maar Jan, ik zit wel in het beleid. Ik ben immers decaan van een faculteit en lid van de Raad van Bestuur. Een faculteit met een opleiding die volgens de visitatiecommissie de beste van Vlaanderen is, maar die momenteel wel met een knipperlicht geboekt staat, in het rapport-Soete en in de kranten.

Cornelis: Maar er is geen probleem met die opleiding, allez…

De Knop: Dat je dat dan maar eens uitlegt aan ons personeel, aan de (toekomstige) studenten en aan hun ouders.

Cornelis: Dat is juist de taak van decaan, om die boodschap correct in te schatten en over te brengen. Maar je dramatiseert dat onnodig. Er is voor mij geen enkel probleem met de bachelors die op knipperlicht staan. Er zijn oplossingen voor allen.

In het rapport Soete worden 14 bacheloropleidingen van de VUB als ‘knipperlichten’ beschouwd.

De Knop: En de cijfers die jullie hebben gebruikt, zijn verkeerd. Dat geef je toch toe?

Cornelis: Ze zijn verkeerd in de zin dat ze verouderd waren en dat er nu nieuwe cijfers zijn.

De Knop: Dus ze zijn verkeerd.

Cornelis: Maar ze zijn niet verkeerd.

De Knop: Jawel, want er werden te lage cijfers gebruikt, waardoor de Revaki-opleiding met een knipperlicht staat in de kranten. En de perceptie van de ouders is dus dat ze hun kinderen best niet naar de VUB sturen.

Cornelis: Dat laatste klopt. En ik ben ook niet gelukkig met het publiceren van die cijfers. Maar het is dankzij Ben Van Camp en mij, gesteund door de UA, dat er in het zogenaamde rapport-Soete niets vermeld staat over de masters. De masters moeten nog op ons af komen en daar zie ik een veel ingrijpender bedreiging, omdat wij enorm veel masters hebben ten opzichte van het aantal studenten. Je kunt geen masters organiseren voor één student. En dan denk ik dat de samenwerking met Gent de beste oplossing is. In de richtlijnen staan garanties dat de onderzoekszwaartepunten behouden blijven. Daarmee zijn we coherent met de visie die ik onderschrijf: zonder onderzoek is er aan een universiteit geen onderwijs. Het omgekeerde is ook waar; zonder onderwijs is er ook geen onderzoek mogelijk. De versteviging en impact die ik de voorbije acht jaar voor onderzoek heb gerealiseerd als vicerector Onderzoek, wil ik met een gelijkaardige inzet als rector verbreden naar onderwijs. Wat betreft onze té actieve minister van Onderwijs: als ik de man moet karakteriseren, dan is dat een kamergeleerde. Ik ben vol bewondering over de structuur van de financieringsmodellen, maar ze beschrijven de realiteit niet. Het model beschrijft de twee grote universiteiten: Leuven en Gent. Vandenbrouckes basisfinanciering gebeurt op basis van de verdeling onderwijs-onderzoek, die in Vlaanderen 45 en 55 procent is. Hoe zit dat met ons aan de VUB? Net omgekeerd. Dat is een groot probleem.

U schrijft, meneer De Knop, dat u in de lijn van die cijfers meer energie wil steken in kwalitatief onderwijs.

De Knop: We zijn in de eerste plaats een onderwijsinstelling, geen onderzoeksinstelling. Onderzoek moet het onderwijs ondersteunen. Als kleinste op de markt moet je dan een niche worden. Anders is er geen verschil meer met Gent. We weten daarenboven ook niet meer waar de ‘Vrije’ van VUB voor staat –laat staan dat de buitenwereld dat weet. Wij moeten dus heel duidelijk gaan bepalen waar we naar toe willen, onze missie.

Cornelis: Ik ben het er mee eens dat we een nichespeler zijn. De niche die ik wil aanspreken is internationalisering. Dat zal één van mijn topprioriteiten zijn. Ik ga mij dan ook vrij agressief weren tegen decretale taalbelemmeringen op masterniveau. Ik geloof niet dat je redelijkerwijs het aantal Vlaamse generatiestudenten spectaculair kunt verhogen, ook al moeten we daar wel aan werken. Via een internationale markt kun je wel tien à twintig procent meer studenten aantrekken. Ik voorzie een tiental institutionele overeenkomsten met Europese universiteiten. Zo hoop ik tegen 2012 tenminste de dreigende financieringsdaling te voorkomen. Bovendien vind ik dat wij een verantwoordelijkheid hebben tegenover jongeren. Die gaan niet in Vlaanderen werken; die gaan in een internationale context werken. En als je dat dus niet organiseert op onderwijsvlak, dan lever je geen jongeren af die professioneel lang zullen meegaan. Als we een nichespeler zijn, daar ben ik het met Paul eens, dan moeten we een niche kiezen. Voor mij is dat een internationale niche, gebaseerd op onze positie in Brussel.

De Knop: Dat vind ik ook. We moeten echter niet alleen internationale studenten aanspreken voor de masters, maar ook meer energie steken in het bacheloronderwijs en terug actiever gaan recruteren in de scholen zelf en ons unieke VUB-project gaan verkopen. Wij wáren voorlopers in onderwijsbegeleiding en we moeten dit keurmerk terug krijgen.

Structuur

De heer De Knop heeft het over interne optimalisatie en de heer Cornelis over organisatieontwikkeling; beiden komen neer op wijzigingen in het organogram van de VUB.

Cornelis: Ik spreek van organisatieontwikkeling, want de organisatie staat bij ons echt in de kinderschoenen. We hebben een organogram, maar we hebben nooit eens degelijk de processen in kaart gebracht. Tot nu toe is er veel te veel hokjesdenken, in functie van de mensen die er al waren. Dat wil ik dus afschaffen en de tool daarvoor is de informatisering van de universiteit. Mijn visie is dat er meer bestuurd zou moeten worden. Ik vind dat we veel waardevolle dingen gelanceerd hebben, maar in gebreke zijn gebleven bij de invulling. Ik denk dat de onderzoekssector daar een uitzondering op is (lacht). Wat de academische structuur betreft, zou ik graag drie volwaardige vicerectoren zien. Nu heeft Michel Magits [vicerector studentenbeleid, red.] geen stemrecht. De drie vicerectoren zouden zijn voor Onderzoek, Onderwijs en Internationalisering. Dus niet meer naar Studentenbeleid. Elke vicerector zou dan een academisch directeur krijgen: een jurist onder Internationalisering, iemand met een verhoogde bevoegdheid voor kennis en technologietransfer onder Onderzoek en een academisch directeur voor studentenzaken onder de vicerector Onderwijs. Twee vicerectoren, één voor onderwijs en één voor studenten, heeft geleid tot twee artificieel gescheiden administraties en slecht omschreven functiebeschrijvingen. Ik denk dat het symbolische dat je verliest door een vicerector studentenzaken te vervangen door een academisch directeur, ruimschoots gecompenseerd zal worden door een efficiëntere werking.

De Knop: “Beleidsparticipatie van studenten zou creditis kunnen gaan opleveren.”

Breek je zo niet een directe link tussen de studenten en het rectoraat?

Cornelis: Ik breek niets af, ik voeg dingen samen die logischerwijze samen horen. Bovendien blijft de vertegenwoordiging van de studenten ook behouden, natuurlijk.

Meneer De Knop, wat voor wijzigingen van het rectorencollege heeft u voor ogen?

De Knop: Laat mij benadrukken dat je ons misschien niet steeds gelooft als we het hebben over onze plannen. We zitten immers volop in een verkiezingsstrijd. Maar kijk daarom vooral naar onze daden. Bij het Gemeenschapsonderwijs – waar ik momenteel voorzitter ben- heb ik alvast de principes van good governance toegepast. Ik denk dat mijn sterke punt is dat ik bij andere organisaties heb gewerkt en dus maagdelijk kan kijken naar de VUB. Dat heeft natuurlijk ook een nadeel; ik sta wat interne ervaring betreft acht jaar achter. Maar dit wordt ruimschoots gecompenseerd door mijn grote externe ervaring. Ik wil een Raad van Bestuur die meer strategisch gaat besturen. Dit is een universiteit van de 21e eeuw; laten we daarom eens denken hoe die zou moeten werken, laten we de processen herbekijken en laten we dan de beslissingsorganen herbekijken. Ik wil er naar toe dat de rector, de vicerectoren en de decanen meer managers worden, die men ook moet kunnen evalueren op hun prestaties. Je moet werken volgens een globaal strategisch plan. De VUB heeft dat nu niet. Wel zijn er her en der enkele goede deelbeleidsplannen, maar deze zijn nauwelijks op elkaar afgestemd. Je moet ook meetbare doelstellingen vooropstellen en dan meten wat er bereikt werd. Maar, allereerst dien je je missie te herbepalen. Je moet een strategisch plan maken, en dat laten dragen door de mensen die het gaan uitvoeren en door hen die het moeten steunen. Dat wil zeggen: uw oud-studenten, uw politici, uw bedrijfsmensen, maar ook door uw studenten. Ik vind de participatie van studenten dan ook van groot belang. Ik ben dus niet van plan de vicerector Studentenbeleid af te schaffen. Integendeel, zijn portefeuille wordt zelfs uitgebreid met Internationalisering. En dat moet een echte vicerector worden, met stemrecht. Ik denk daarenboven dat we studenten moeten faciliteren als zij verantwoordelijkheid op zich nemen. De VUB hoort studentenparticipatie als een van haar kernwaarden te onderschrijven.

En klopt het dat u dan ook studiepunten aan studentenvertegenwoordiging zou willen koppelen?

De Knop: Ja. Vertegenwoordiging of beleidsparticipatie zou dan credits opleveren. Want zeg nu zelf eens: wanneer een student als bestuurder zetelt in de Raad van Bestuur, leert die student daar niet even veel als of zelfs meer dan wanneer hij – laat ik dit maar als voorbeeld nemen – mijn vak sportsociologie volgt?

Cornelis: Dat is misschien een goed idee, waarover eerst wat dieper nagedacht moet worden

Tenslotte, heeft u al een nummer bedacht?

Cornelis: Ja, doe maar Steppenwolf met Born to be wild. Maar dan moet je wel naar de lyrics gaan kijken, want de titel dekt de lading niet (lacht).

De Knop: Voor mij is het United We Stand, gezongen door Patricia Welch.

0 Comment