In de vorige editie van De Moeial hebben we geprobeerd de hoofdbestanddelen uit te leggen van de plannen van de heren van het rectoraat. Hoe het rectoraat de alliantie met de universiteit Gent en haar partners zag en ook hoe ze de associatiepartner buiten spel zouden laten, moest deze partner te veel kritische vragen stellen bij de vorming van dit nieuwe strategisch partnerschap. Deze keer leggen we meer de nadruk op de persoonlijke motiveringen van beide kampen en de mogelijke gevolgen voor de studenten. Ten slotte ook nog een kritische analyse over hoe het zelf is gesteld op onze universiteit, en of er mogelijk zelfs nog wat alternatieven zijn.
Door Piet Van de Velde
Op donderdag 28 februari kreeg de hele universitaire gemeenschap een e-mail van vicerector Onderzoek Jan Cornelis. Naast zijn curriculum vitae, in een beknopte en lange versie, vinden we ook een korte motivering terug waarom hij kandidaat-rector is. Hier lezen we dat door de snel veranderende context waarin het hoger onderwijs verkeert, de open samenwerkingscultuur van noodzakelijk belang is om de eigenzinnige universiteit de nodige slagkracht te geven. Cornelis somt hier onze drie partners op: Erasmushogeschool Brussel (hier hoort ook het RITS en het Conservatorium bij), UZ Brussel en de Universiteit Gent. Op zijn minst opmerkelijk is het feit dat deze zelfde persoon ook ooit heeft lateN vallen dat de alliantie met Gent er moest komen, met of zonder Erasmus. Dit zou een mogelijke doodsteek geven aan de associatie en de daaraan gerelateerde organisaties. Dit zou bijvoorbeeld een einde betekenen voor de Brusselse studentenradio XL Air.
Waarom zo een grote offers maken voor een alliantievorming? Weinig verbazingwekkend is dat als vicerector Onderzoek, het onderzoek aan deze instelling het voornaamste aspect is van zijn beleid. Het levert nu eenmaal geld op en dat is te danken aan het nieuwe onderwijsdecreet van minister Frank Vandenbroucke.
Een tweede punt is het tekort aan studenten in bepaalde richtingen, waardoor hun bestaan bedreigt is. Dat is er in zowel exacte wetenschappen als humane wetenschappen. Als we die willen behouden, dan is Gent een reddingsboei. Laten we onderzoeken of het de énige reddingsboei is die we hebben en wat de mogelijke gevolgen zijn.
Universiteit Gent en haar visie
Om het geheel beter te begrijpen is het niet slecht om naar de andere acteur in dit verhaal te kijken: de universiteit Gent en haar partners. Zeker hoe de leidinggevende academici tegenover een alliantie met Brussel staan. De rector van UGent, Paul Van Cauwenberghe, liet al in zijn academische openingsrede vallen dat het seculiere kantje van de universiteit Gent niet verloren mag gaan. (Lees: misschien is hij slachtoffer van het Thevissensyndroom; de V in VUB staat voor Vrije, niet vrijzinnige).
Eenzelfde conclusie vinden we ook terug bij zijn vicerector en voornaamste kracht achter de associatie, Luc Moens, die bij onze collega’s van Schamper het volgende liet optekenen: “In de humane wetenschappen ligt samenwerking minder voor de hand, aangezien wij op dat gebied pluralistisch geïnspireerd zijn, in tegenstelling tot de vrijzinnige VUB.” Zo zie je al een paar eerste tekenen aan de wand dat de opleiding Sociologie niet haar reddingsboei zal terugvinden in de alliantie met Gent. Dus is het is voor die bepaalde takken niet een gegarandeerde en functionele oplossing.
Wat zou er dan wel overblijven? Het onderzoek binnen de exacte wetenschappen. Niet verbazingwekkend dat een vicerector Onderzoek dergelijke offers zou durven maken. Er is niets mis mee om op te komen voor je eigen vakgebied. Maar om je er op blind te staren is echter wel schadelijk voor de rest van de universiteit. En zeker voor de kritische weerklank die de humane wetenschappen kan bieden.
Natuurlijk zijn ze in Gent meer op hun gemak om samen te werken rond onderzoek, want dat levert voor hen op de lange termijn meer op. Zowel op financieel gebied als, uiteindelijk, het verwerven van meer onderzoekers die oorspronkelijk van de VUB komen. De kritiek dat bepaalde onderzoekers in ieder geval weggekocht gaan worden door Gent, is deels onterecht omdat we de onderzoekers nu aanbieden op een vergulden blaadje. Uit die optiek kan je jezelf afvragen of het nodig is om zoveel nadruk te leggen op het onderzoeksvlak.
Universiteiten en associatiepartners uit hogescholenwereld
Een mogelijk volgend offer is het aan de kant zetten van onze associatiepartner, Erasmushogeschool Brussel. Zoals Cornelis al zei in de eerste Studentenraad van 2008: “De overeenkomst met Gent zal gesloten worden, ongeacht wat de associatiepartner hiervan denkt.” De vraag blijft nu wel; welke plaats blijft er over voor de associatiepartners langs beide kanten?
Langs beide kanten is er al een vrees voor de andere. De Arteveldehogeschool uit Gent liet van haar kant al weten dat het geen samenwerking zou aangaan met de VUB, uit een mogelijke vrees dat zo ook de Eramushogeschool Brussel ten tonele zou verschijnen. Een kritische opmerking is wel dat de ‘seculiere’ Gentse universiteit hier wel bewijst dat de macht van de katholieken binnen de instelling nog zo groot is om de invloed van de nieuwe partner in te perken. Dit ondanks het feit dat de universiteit Gent een rijksuniversiteit is en daarom wel neutraal moet zijn.
Vroeger werd langs de kant van de VUB echter altijd het excuus gegeven dat de onderhandeling nog maar in een embryonale fase verkeren en daarom nog niet belangrijk genoeg om zich te mengen. Nu is het natuurlijk een moeilijkere fase, omdat zelfs Gent de plannen geconcretiseerd heeft. Onze associatiepartner wordt, zoals eerder uitgelegd, dan eerder door het bestuur van de VUB meer naar de zijlijn verwezen. Waardoor we des te meer weer afhankelijker worden van Gent.
De vraag is of dergelijke asvorming tegen de Leuvense as zo veel zal opbrengen voor de VUB zelf. Het voordeel van Gent is logisch; ze verliezen geen studenten en krijgen voet aan wal in Brussel om studenten een alternatief te geven voor de KUB, die een grotere afkoopsom kreeg van Leuven dan waarschijnlijk Gent voor onze universiteit overheeft. Nu is enige verbondenheid met Gent zeker en vast niet onbelangrijk om samen sterk te staan, maar de rol van bufferstad spelen zonder enige vorm van onafhankelijkheid is niet bevorderlijk.
Studentenmobiliteit
Als het hele akkoord ooit in voege treedt, dan is waarschijnlijk het eerste tastbaar effect voor de studenten langs beide kanten, de studentenmobiliteit. Zoals je al kon vernemen in de vorige editie van De Moeial, ontstaat er studentenmobiliteit wanneer beide alliantiepartners de handen in elkaar gaan slaan om een gezamenlijke opleiding aan te bieden op één locatie waardoor één groep zich altijd zal moeten verhuizen voor een keuzevak. Officieel geven beide universiteit als invulling van dit begrip dat het waarschijnlijk ook zou kunnen gaan om docentenmobiliteit. Het enige probleem is dat er nog niets concreets op papier is gezet buiten het woord ‘studentenmobiliteit’ en dat de instelling dat zelf moet bekostigen.
Denk enkel hier eens over na: zal een universiteit die zo veel mogelijk wil besparen een professor vergoeden om elke week een trip te maken of zal die universiteit het economisch voordeliger principe hanteren en de studenten voor de kosten laten opdraaien?
Zelfkritiek
Nu we genoeg naar de andere hebben gekeken, is het misschien mogelijk om wat zelfkritiek in acht te nemen. De eerste vraag: is er een wil aanwezig binnen de VUB om voor het voortbestaan van de instelling zelf te blijven gaan? Het voortbestaan van de instelling weliswaar in de zin van constructieve alliantievorming met de nodige zin voor een onafhankelijke koers, zonder de VUB te veranderen in een marionet.
De academische top van het gebouw M is nogal snel geneigd te zeggen dat de alliantievorming niet zulke drastische implicaties heeft als ze op het eerste zicht met zich zou meebrengen. De voordelen op financieel vlak en het mogelijke behoud van een aantal richtingen zijn te belangrijk om zo maar te laten wegschieten. Ook het vooruitzicht om ons aantrekkelijk te maken binnen een internationale context door middel van een alliantievorming lijkt op het eerste zicht te aanlokkelijk om zo maar links te laten liggen. Navelstaarderij kan verlammend werken, maar hoeven we daarom de redelijke eigenzinnigheid van de universiteit op te geven?
Professor De Knop heeft al een paar kritische bedenkingen durven maken bij de voorstelling van het plan door Cornelis. Nu is het enkel moeilijk om te zeggen waarom De Knop deze opmerkingen heeft durven maken. Zou het zijn omdat beide heren hetzelfde rectorschap ambiëren? Of is het omdat De Knop daadwerkelijk een andere koers in gedachten heeft voor de universiteit?
Wat er bij de studenten leeft, is zeer moeilijk in te schatten. Natuurlijk hebben ze allemaal gekozen om aan deze universiteit te studeren, maar het gevoel van betrokkenheid bij deze verandering is zeer klein. Zelfs op de Studentenraad waar het hele plan uit de doeken werd gedaan was de aanwezigheid van de vertegenwoordigers toch wel ondermaats. Spijtig, want dit is het enige kanaal dat de studenten in staat stelt om rechtstreeks tot de hoogste regionen van deze instelling een stem te krijgen. Anders gaan we nooit van het idee afraken dat het hele gebeuren zomaar boven onze hoofden aan het plaatsvinden is.
Alternatieven?
Onze Franstalige buur, de ULB, was vroeger al niet happig om een samenwerking met de VUB op poten te zetten. Dezelfde sfeer blijft er nu nog hangen. Je moet hierbij rekenen dat deze opdracht ontzettend veel goodwill nodig heeft op politiek en andere vlakken, om weer een federale onderwijsinstelling te maken. Dat is onmogelijk gemaakt dankzij de polarisering in de communautaire kwestie tussen Nederlandstaligen en Franstaligen.
Samen met de Universiteit Antwerpen heeft de VUB al een aantal samenwerkingsakkoorden, maar op zich is de universiteit Antwerpen ook te klein om mee in zee te gaan. Het lijkt er zelfs op dat binnenkort ook Antwerpen in dezelfde positie zal staan als Brussel op dit moment. Zeker als onze instelling zich met Gent zal bundelen om de gezamenlijke krachten van Leuven een halt aan te roepen.
Wat staat er ons te doen
Het is hopelijk nog te vroeg om een definitief besluit hieruit te trekken, maar als we ons vel aan Gent verkopen – wegens economische redenen of om een goede speler te worden op internationaal niveau – dan moeten we de essentie van onze universiteit duur verkopen. De grootste Nederlandstalige universiteit in de hoofdstad van België en Europa, met een redelijk eigenzinnig kantje, is niet zo maar iets wat je kunt overlaten aan de hoogste bieder.
Het enige waar we nu op kunnen hopen is dat de plannenmakers van het gebouw M durven te denken. Of nog beter zelfs; hun denken niet laten onderwerpen aan enige hartstocht voor expansionistische uitspattingen.
0 Comment